Preek over I Kronieken 9:1
Inleiding – kunnen wij samenleven?
Hoor ik er wel bij? Hoor jij erbij? Horen wij nog wel bij elkaar? Kunnen wij wel met elkaar samenleven?
Soms lijkt er teveel gebeurd te zijn om het nog met elkaar te kunnen uithouden. In het klein – misschien heb jij dat ook wel met sommige mensen – en in het groot. Over dat laatste:
De afgelopen tijd zijn er veel demonstraties gehouden. ‘Black lives matter’ riepen heel veel mensen, nadat ze hadden gezien hoe George Floyd door een politieagent geen lucht meer kreeg. Die demonstraties hadden natuurlijk niet alleen met George Floyd te maken, maar met racisme waar mensen al eeuwen onder lijden. Mag ik in dit land wonen met mijn donkere huid? Hoor ik er wel bij als hier straatnamen vernoemd zijn naar mensen die mijn voorouders onderdrukten en soms zelf uitmoorden. Denk maar bijvoorbeeld hier in Kampen – het Van Heutzplein. Generaal van Heutz, tot voor kort was ook de stadskazerne naar hem vernoemd, was iemand die namens de Nederlandse overheid het gezag op Atjeh moest herstellen. Dat gebeurde met veel geweld – in korte tijd werden er meer dan duizend vrouwen en kinderen gedood. Als je voorouders van Atjeh komen, als sommige van hun familieleden misschien wel door hem vermoord zijn en je woont nu hier in Kampen dan kun je bij zo’n straatnaam nog altijd een raar gevoel krijgen. En de vraag kan opkomen – hoor ik er wel bij? Ben ik wel welkom? (Als je dat vaag vindt klinken, vraag je dan af of je op het Hitlerplein zou willen parkeren of in de Osama Bin Laden-straat zou willen wonen. Het is niet helemaal hetzelfde, maar je snapt het gevoel.)
Ook vanuit dat gevoel protesteren mensen tegen standbeelden en straatnaambordjes van Jan Pieterszoon Coen, Van Heutz, Columbus, enzovoort.
Maar er zijn ook mensen die afstammen van Jan Pieterszoon Coen, van Van Heutz of van mensen die in dienst van Van Heutz op Atjeh meevochten. En die soms ook een andere, positieve kant van het verhaal kunnen vertellen. Horen die er nog wel bij? De afgelopen jaren waren er niet alleen demonstraties tegen racisme, maar ook voor Zwarte Piet, voor de boeren. De demonstranten stonden soms lijnrecht tegenover elkaar en toch ging het hen vaak om diezelfde vraag: hoor ik, horen wij er nog wel bij?
Ben je gelijk een racist als je je eens per jaar als zwarte piet verkleed? Als het nooit je bedoeling geweest om mensen te kwetsen? Hoor je er nog wel bij?
En zo kunnen er ook in je persoonlijk leven dingen gebeurd zijn, waardoor je afvraagt: hoor ik er wel bij? Ook in de kerk kun je het gevoel hebben: Er is geen ruimte voor mij. Hoor je er wel bij, als je lang niet zo overtuigd bent als de anderen lijken te zijn. Als jij maar niet kunt geloven, wat anderen als vanzelf geloven? Als jij dingen hebt gedaan, die misschien wel verder bijna niemand in de kerk heeft gedaan? Hoor je erbij als je geen gezellig gezinnetje hebt, zoals zoveel anderen in de kerk? Als je als jongen op jongens valt of als meisje op meisjes? Hoor je er nog wel bij als je merkt dat zoveel veranderd is ten opzichte van vroeger en je dat heel jammer vindt? Hoor je erbij als je niet in Nederland geboren bent en heel vaak niet goed kan verstaan waar het in de kerk over gaat? Hoor je er wel bij als je de kerkdienst vaak maar saai vindt? Hoor je er wel bij als je nooit in de kerk komt?
En natuurlijk kun je zeggen: iedereen is welkom in de kerk. En tegelijk: dat kan ook een te gemakkelijk antwoord zijn. Want hoe kan dat dan? Hoe kunnen zulke verschillende mensen bij elkaar horen? Hoe kunnen we bij elkaar horen als we elkaar tekort hebben gedaan, pijn hebben gedaan?
Israël na de ballingschap
Zulke vragen zijn er al heel lang. Ook in de tijd van de Bijbel was dat voor veel mensen de vraag. Wanneer hoor je bij het volk van God?
Daarover gaat het ook in de teksten die we vanochtend gelezen hebben. Wie horen bij het volk van God? Om dat duidelijk te maken moet ik wat dingen uitleggen: Kronieken is geschreven in de tijd na de ballingschap. In de eeuwen ervoor waren legers het land binnengevallen, waren steden verwoest en heel wat mensen gedeporteerd. Nu waren er ook weer mensen teruggekeerd van hun deportatie, ballingschap. Lang niet iedereen was teruggekeerd en het was niet meer hetzelfde als vroeger. Er was geen koning meer, er was geen onafhankelijkheid.
Waar hadden ze dit aan te danken? Daarover waren de profeten duidelijk genoeg geweest – het had er alles mee te maken dat mensen ontrouw aan God waren geweest. We lazen het net Daarom waren de Judeeërs naar Babylonië gedeporteerd. En voor hen waren andere stammen ook al weggevoerd omdat ze God niet dienden. Eeuwenlang was het land verdeeld geweest tussen het rijk Juda en een tienstammenrijk dat vaak Israël werd genoemd. Die van het tienstammenrijk waren gestopt met naar de tempel te gaan en hadden zelf heiligdommen gebouwd en waren ook andere goden vereerd. Daarom waren ze door God gestraft. De Judeeërs hadden op de tempel van de HEER vertrouwd. Maar ook dat was een soort afgodendienst geworden. Vertrouwen op de tempel, in plaats van vertrouwen op God zelf en doen wat Hij zegt. En dus was die tempel verwoest, zoals de profeet Jeremia had voorzegd (zie Jeremia 7). De profeten hadden daarbij duidelijk gemaakt dat ook de koningen van Juda schuldig waren aan de ontrouw van Israël. Koning Manasse, zoon van Hizkia, ging zelfs zover dat hij in de tempel van de HEER in Jeruzalem altaren neerzette voor afgoden en zijn zoon als offer verbrandde. Dat was de druppel – God kondigde aan de tempel te vernietigen en het land ‘schoon te vegen’ (zie 2 Koningen 21:1-18).
Dat was het verleden van de mensen die terugkeerden uit deportatie en zich voegden bij de mensen die er nog woonden en nieuwe mensen die er intussen waren komen wonen. Wie hoorde erbij, wie hoorde bij God? Die van het tienstammenrijk, of die uit Juda? Ze waren allebei gestraft. De afstammelingen van David – waren zij juist niet verantwoordelijk voor de rampen die waren gebeurd? Net zoals de priesters – die vertrouwd hadden op de tempel, in plaats van op God zelf? Wie hoorde er nog bij? En al die mensen die ze kwijt waren geraakt, van wie de afstammelingen nog in ballingschap woonden. Die niet mochten of konden of wilden terugkeren? Hoorden die nog erbij?
Heel Israël
Als je deze situatie in je achterhoofd houdt, dan ga je misschien iets zien van het bijzondere van de tekst die we vanochtend lazen als conclusie van al die geslachtregisters ‘zo is heel Israël ingeschreven in de registers.’ ‘Heel Israël’ dat is een uitdrukking die je veel vaker in Kronieken tegenkomt. Kronieken gaat voor het allergrootste deel over de tijd van voor de deportatie, voor de ballingschap. Een tijd waarin Israël scheurde in twee rijken. Waarin diverse groepen: koningen en hun hofhouding, de priesters een dubieuze rol speelden. Wie horen er nu nog bij? De schrijver van Kronieken probeert zo compleet mogelijk te zijn. Acht hoofdstukken lang geslachtsregisters. Met veel aandacht voor priesters en levieten, voor de familie van David. Die zijn niet afgeschreven na wat er gebeurd is. Maar ook aandacht voor de stammen van het tienstammenrijk. Er zijn maar weinig van hen teruggekeerd uit ballingschap. Zij waren eerder weggevoerd dan de Judeeërs, maar zij horen er nog steeds bij. Heel Israël daarbij horen de Judeeërs, de afstammelingen van David, de Levieten, de stam van de priesters, maar ook de andere stammen en bijvoorbeeld ook de familie van koning Saul. Opvallend is dat zijn stamboom niet stopt bij zijn zoon Jonathan of zijn kleinzoon, maar gewoon doorloopt. Ook die familie hoort bij Israël.
Hoe kan dat? Hoe kunnen alle pijnlijke verschillen van vroeger opgeheven worden? Kronieken doet dat door het verhaal van Israël opnieuw te vertellen. De scheiding in twee rijken en het kwaad dat gedaan werd, krijgt veel minder aandacht. Veel meer aandacht gaat uit naar de eenheid, naar het goede dat gebeurd is. Je leest in Kronieken uitgebreid over koning David en koning Salomo, maar je leest bijvoorbeeld niets over David, die Batseba verleidt en haar man laat vermoorden. Je leest niet over Salomo die aan het einde van zijn leven ook andere goden gaat vereren.
De geschiedenis opnieuw verteld
De geschiedenis wordt opnieuw verteld. Er wordt een soort ideaalbeeld neergezet. Van een volk dat ondanks alles één volk is, met één koningshuis, met één tempel, met éen God. Maar is zo’n ideaalbeeld is dat niet een soort van fake news, nepnieuws, maar dan over vroeger: fake history, geschiedvervalsing?
Dat is natuurlijk wel vaak gebeurd dat de geschiedenis opnieuw wordt geschreven. Dat alle slechte verhalen over koningen, volken of een bevolkingsgroep worden weggestopt en er een ideaalbeeld wordt neergezet. Maar dat is hier niet aan de hand: naast Kronieken blijft het boek van 1 en 2 Koningen gewoon in de Bijbel staan. De boeken van de profeten met hun aanklachten tegen Israël worden niet verstopt of verbrand. Maar naast die verhalen wordt een ander verhaal verteld: een verhaal van eenheid.
Ja, er is heel veel mis gegaan. Wij hebben veel fout gedaan. Wij zijn God en elkaar kwijt geraakt. En toch: we zijn één. Samen zijn we één volk. Zo heeft God het bedoeld. En nee, we hoeven niet altijd bij onze fouten stilstaan.
De reiniging
Maar wie bepaalt dat? Wie bepaalt dat je niet bij de fouten hoeft stil te staan? We kunnen toch niet doen alsof er niets gebeurd is? Niet meer denken aan de slavernij, de uitbuiting en discriminatie van mensen, de Tweede Wereldoorlog, de conflicten die er in de kerk geweest zijn, het kwaad dat anderen je aangedaan hebben? Hoe kun je daaroverheen stappen? Dat kan toch niet zomaar?
Dat kan inderdaad niet zomaar. Dat gebeurt in Kronieken ook niet. Er is wel iets aan voorafgegaan: Steden zijn verwoest, de tempel afgebrand, mensen gedood, gedeporteerd naar vreemde landen. In Jesaja 40 staat het zo: ‘Spreek Jeruzalem moed in, maar haar bekend dat haar schuld is voldaan, omdat zij een dubbele straf heeft gekregen heeft ontvangen voor haar zonden uit de hand van de HEER.’ (Jesaja 40:2) Of de profeet Zacharia: ‘Op de dag dat ik jullie van je zonden gereinigd heb, zal ik in de steden weer mensen laten wonen en zullen de puinhopen weer worden opgebouwd.’ (Ezechiël 36:11)
Dat is wat er in de afgelopen tijd is gebeurd: het land is schoongemaakt. Het kwaad is niet weggestopt, maar benoemd, beleden, toegegeven. Men heeft er voor geboet. Nu kun je opnieuw beginnen.
Horen wij bij elkaar?
Maar hoe is dat voor ons, nu? Hoe kunnen wij bij elkaar horen in Nederland in Nederland met verschillende verledens, met verschillende verhalen. Moeten we het kwaad wat er gebeurd is onbenoemd laten en gewoon positief verder gaan? Dat zal niet gaan. Kwaad dat we wegstoppen, ontkennen woekert altijd weer verder. We kunnen er niet omheen. Het kwaad van onderdrukking, van geweld, van racisme, van milieuvervuiling, van uitsluiting. Pas als wij samen het kwaad onder ogen zien als we het erkennen en zeggen wat er verkeerd is, als we het anders willen gaan doen, dan kun je echt om samen in het land te wonen.
Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan om je fouten toe te geven. En aan de andere kant om een ander dan z’n fouten te vergeven. Ook in de kerk vinden we dat vaak erg moeilijk. Kijk bijvoorbeeld naar wat er in de jaren 60 hier in Kampen in de kerk is gebeurd. Een vreselijk conflict dat de kerk scheurde en families uit elkaar scheurde. Pas na veertig – vijftig jaar is het gelukt om elkaar weer in de ogen te kijken, te ontmoeten en Avondmaal te vieren. Verschillende keren heb ik gehoord: het kon pas toen veel van de mensen die zelf een grote rol in het conflict speelden overleden waren.
En ook bij andere conflicten die je hebt met anderen in de kerk: kunnen wij wel samen in de kerk zitten. Laten we maar eerlijk zijn: nee, dat lukt vaak niet. En toch is de kerk daarvoor bedoeld – om echt een plek te zijn waar iedereen welkom is. Maar dan is het ook goed om te bedenken, dat de kerk niet van ons is. En wij maken de kerk niet zelf.
De kerk is van de Heer Jezus Christus. Jezus brengt ons bij elkaar als heel verschillende mensen: ook als daders en slachtoffers. Het is bijna niet voor te stellen: maar Hij is aan alle twee de kanten gaan staan. Hij is een slachtoffer geworden van politieke en religieuze spelletjes. Als een onschuldig lam werd Hij aan een kruis gehangen.
En tegelijk : het was niet iets wat Hem overkwam. Hij koos ervoor. Hij was een vriend van slechte mensen, van mensen die niet leefden volgens Gods wet: corrupte mensen, landverraders, vrouwen die hun lichaam verkochten. Toen Hij stierf hing hij tussen twee misdadigers. En dat was precies de bedoeling. Hij wilde bij de misdadigers zijn in zijn dood. En toch was Hij een slachtoffer.
Jezus wil ons aan elkaar verbinden: als mensen die elkaar lang geleden, of onlangs nog pijn hebben gedaan. Niet door de pijn en het onrecht te negeren. Juist niet. Hij is daaraan gestorven. Als je naar Jezus kijkt afgebeeld aan het kruis, dan word je herinnerd aan zoveel andere mensen die nog steeds onrecht lijden.
Ik draag dit kruisje dat ik van dominee Shoukran uit Aleppo heb gekregen. Het doet me denken aan het lijden van Jezus, maar ook aan het lijden van de mensen in Syrië.
Bij Jezus zijn slachtoffers en daders welkom. Niet om te blijven zoals je bent, maar om genezing te vinden van je wonden en schoongemaakt te worden van al het kwaad.
Christus
Hoor je erbij – ja je bent van harte welkom. Daarvoor hoef je niets weg te stoppen – je pijn niet, je slachtoffer zijn niet, maar ook je dubieuze kanten niet. Dat moet je juist niet doen: genezing te vinden.
Bij Jezus kun je leren te erkennen dat er in jouw eigen leven, en ook in je voorgeslacht veel verkeerd is gegaan en gedaan. Dat hoef je niet te ontkennen, want je kunt opnieuw beginnen.
Kijk om je heen
Door Jezus herschrijft God de geschiedenis. Kun je leren met nieuwe ogen naar jezelf en naar elkaar te kijken. We hoorden altijd al bij elkaar. We zijn allemaal mensen. We horen alleen daarom al bij elkaar. Zo begin Kronieken, bij de allereerst mensen uit de Bijbel: Adam en de mannen die na hem volgen: Set, Enos, Kenan, enzoverder (1 Kronieken 1:1-2).
Als we nu zo’n lijst zouden maken, zouden we er ook de vrouwen bij zetten, want dat kun je ook leren van Jezus – vrouwen horen er niet minder bij dan mannen. Jezus groeide in de buik van een vrouw. Vrouwen waren de eerste getuigen van zijn opstanding.
Iedereen mag erbij horen. Niet iedereen is hetzelfde. Er zijn ook in Kronieken, verschillende stammen, verschillende verhalen. Verschillende plekken om te wonen.
Als iedereen welkom is, betekent het ook dat we nog heel wat mensen missen. Vandaag in de kerk. Kijk om je heen. Er missen ook nog mensen. Heel wat mensen. Die er vroeger wel waren. Gestorven. Vertrokken. Verdwenen, zonder dat we weten waar. God kent hun namen, zoals die namen van die mensen die ons niets meer zeggen. Die stammen die verdwenen waren in de mist van de ballingschap. God kent ze. En we moeten ook hen herinneren en als we ze nog wel kennen opzoeken.
God herschrijft de geschiedenis van verdeeldheid naar eenheid, daarom moeten wij ook de eenheid zoeken. Kijk om je heen, in je familie, in de kerk. Wat staat er tussen jou en de ander in? Hoe kan dat weggenomen worden? Hoe kun je meedoen met God en de geschiedenis opnieuw schrijven?
[1] Ik heb bij de voorbereiding van deze preek veel gehad aan deze podcast van Richard Pratt over Kronieken. Het biedt in korte tijd een overzicht van de scopus en relevantie van Kronieken. Verder heb ik naast de commentaren van POT en WBC ook Pratts commentaar 1 and 2 Chronicles: A Mentor Commentary (2006) gebruikt. De gedachte dat 1 en 2 Kronieken niet veel aandacht geven aan het kwaad uit het verleden omdat de straf voldaan was, vond ik in mijn collegeaantekeningen van meer dan twintig jaar geleden (!) van een college OT van waarschijnlijk Gert Kwakkel. Dat veel demonstraties van de afgelopen tijd te maken hebben met identiteit en de vraag ‘hoor ik er nog wel bij?’ heb ik zowel Stefan Paas als Gert Jan Segers horen zeggen in diverse afleveringen van De ongelooflijke podcast