Het belangrijkste om te leren (geloofsopvoeding)

Preek over Jozua 4:4-5:1

Hoe doe je dat – je kind opvoeden in het geloof? Want dat beloven jullie als je kindje gedoopt wordt: Ik zal het goede voorbeeld geven door een christelijke manier van leven en ik zal Mirthe zo goed mogelijk leren wat het betekent om gedoopt te zijn. Maar hoe doe je dat eigenlijk? Hoe doe je ‘geloofsopvoeding’? En hoe doen we dat hier samen in de kerk – voor kinderen, voor jongeren? Vandaag richt ik me op ouders, maar ik hoop en denk dat ook anderen iets aan deze preek kunnen hebben.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik bij dat soort vragen vaak een beetje buikpijn krijg. Niet omdat de vragen niet goed zijn, maar omdat ik dan vaak denk aan hoe ik zelf vader ben. En ik denk dan: ja, dat zou echt veel beter moeten. Het zou mooi zijn als ik veel enthousiaster was over God en Jezus. Als de blijdschap en het geloof ervan afspatte, dat mijn kinderen en ook de jongeren van de kerk als het ware vanzelf gaan geloven, omdat ik zo enthousiast bent.

Maar helaas, regelmatig doe  ik thuis geen inspirerende dingen. Voor een catechisatie of M8iggroep lukt het misschien nog wel om te proberen enthousiast en aardig zijn, maar thuis zien m’n kinderen ook andere kanten: boosheid, geïrriteerdheid, soms maar weinig of geen enthousiasme of inspiratie voor het geloof.

Ik lees dan wel eens blogs van (vaak) moeders met allerhande creatieve en mooie tips om dat veel beter te doen, maar het blijft bij ons toch meestal een rommeltje.

Misschien herken je dat gevoel – gaat het ons lukken om Mirthe enthousiast op te voeden bij het geloof? Misschien herken je het als vader of moeder van jonge kinderen – je probeert aan tafel uit de Bijbel met ze te lezen of te bidden, maar regelmatig lukt het niet: je bent net nog boos geweest, omdat er een met z’n eten zat te knoeien of het niet opeten. Moet je dan nu weer vroom uit de Bijbel lezen? Of je bent na een dag werken ook gewoon en denkt – gauw naar bed. Of je kinderen zijn al wat groter en je weet niet goed meer vorm te geven aan samen geloven. Ze willen niet mee naar de kerk, of mee naar de dienst kijken en je voelt je er naar onder – aan de ene kant – is het wel oké om ze hiertoe te dwingen en aan de andere kant – ja, ze moeten toch ook wel. En een stemmetje in je achterhoofd zegt – ja op deze manier zullen ze van jou nooit leren wat echt geloven betekent. En misschien ga je zelf ook wel twijfelen – betekent mijn geloof wel genoeg voor mij als ik mijn kinderen al niet eens kan inspireren?

Misschien zijn je kinderen al volwassen en kijk je ook zo terug op de opvoeding. Zeker als ze niet meer naar de kerk gaan en je niet weet of ze nog wel geloven, kan er gemakkelijk een sterk gevoel van tekortschieten zijn. Had ik maar… Kon ik maar…

En ook als je zelf geen kinderen hebt, draag je bij aan de opvoeding van kinderen. Door wat je doet, wat je zegt, leer je kinderen iets. Kinderen zijn in vergelijking met jongen van dieren in een ding ontzettend goed: nadoen. Wat ze een ander zien doen, kunnen ze al heel snel nadoen. Gedrag, woorden en ook opvattingen kijken kinderen allemaal af van anderen. Zoals een Afrikaan spreekwoord zegt: It takes a village to raise a child. Er is een heel dorp voor nodig om een kind op te voeden. Van de een leert hij dit, van de ander dat. En kinderen leren zo heel mooie dingen, maar ook nogal eens dingen die je ze liever niet geleerd had. We zijn dus allemaal wel op een of andere manier betrokken bij het opvoeden van kinderen.

Maar wat moet je een kind dan laten zien? Wat is het goede voorbeeld dat je moet geven? Wat is het belangrijkste dat je ze moet leren? Misschien helpt het volgende verhaal:  

Veilig door het water heen

Eindelijk sta je bij het water. Zo lang ben je onderweg geweest om hier te komen. Je hebt honger, dorst, hitte, gevaren onderweg gedragen. Lang geleden ben je weggevlucht, ontsnapt uit het land waar je onderdrukt werd. Het land waar jij en jouw volk gehaat worden. Onderdrukt als slaven, uitgebuit. Jullie kinderen werden vermoord. Hun levens telden niet. Gelukkig ben je op weg gegaan naar een veilig land. Maar nu sta je voor het water. Hoe kom je daarover heen? Het is breed en woest. Te breed om te zwemmen en te woest om met een bootje te gaan varen. Hoe kom je hier veilig overheen? Is die lange reis dan toch voor niets geweest? Eindigt die hier?

En dan opeens – het is ongelooflijk. Aan een kant stroomt het water weg. Aan de andere  kant blijft het water als een muur staan. Voor je is geen water meer. Je kunt de bodem zien en veilig lopen naar de overkant. Juichend ren je zo snel mogelijk naar de overkant. En daar schrikken ze: wie komen er nu allemaal op ons af? Welke enorme macht zorgt ervoor dat ze zomaar door kunnen lopen? Wat zal die macht met ons doen?

Het is het verhaal van Jozua en de Israëlieten. Het lijkt ook op het verhaal van veel vluchtelingen die veilig aan de overkant gekomen zijn en hier in Europa een veilige plek gevonden hebben. Van verschillenden van hen hoor ik dat ze dagelijks God danken dat ze hier mogen wonen. Dat spreekt voor hen niet vanzelf: wat een voorrecht dat we hier mogen zijn! Als vluchteling kun je met wantrouwen naar andere vluchtelingen kijken, maar tegelijk kun je je ook goed in hen inleven: je weet wat het is om te moeten vluchten en hier een nieuw bestaan op te bouwen. Je weet hoe moeilijk dat is.

Als je hier al generaties lang woont, is dat vaak heel anders. Je noemt dit land gemakkelijk ‘mijn land’ en bedenkt misschien niet meer, dat ook iets is dat je gegeven is, overkomen is. Je hebt er zelf niets voor gedaan, dat jij hier geboren bent.

De doop

Wat heeft dit allemaal met de doop en met opvoeding te maken? Eerst maar de doop en dan de opvoeding. De doop beeldt ook dat uit, je gaat als het ware door het water heen. Erwin zei dat hij het ook wel mooi had gevonden als Mirthe helemaal ondergedompeld zou worden, helemaal door het water heen. Dopen, dat lijkt op ‘diep’, je gaat er diep doorheen. Vandaar dat ik meestal met veel water doop – het beeld uit dat je dwars door het water heen gaat. En dat heeft iets naars – een kindje helemaal dwars door het water heen halen. Is dat niet gevaarlijk, verdrinkt ze niet? En dat beeldt de doop precies uit, dat je door de dood heen naar het leven gaat. Dat je door de rivier uit de woestijn het beloofde land binnengaat. Uit het land van de dood, de woestijn, kom je in een land van leven.

We zeggen ook wel: de doop beeldt afwassing uit. Je wordt schoongemaakt. En wat is dan dat vuil? Wat is er mis met zo’n kleine onschuldige Mirthe? Niets toch? Het is een prachtig kind om van te houden. En tegelijk weten we dat ze gelijk al ook al te maken heeft met de kwetsbaarheid van dit leven en ook met het kwaad van dit leven. Ze is kwetsbaar dat kun je juist bij zo’n klein kindje voelen. Ze hoeft maar even ziek te zijn of zich niet goed te voelen of je kunt je als ouders al ernstig zorgen maken. En al doet ze niets verkeerd, ook het kwaad is niet ver weg. Een van mijn kinderen liet me laatst een filmpje van een cabaretier dat heette little Hitlers, ‘kleine Hitlertjes’. Het ging over wat kleuters en peuters doen en zeggen – heel grappig, maar op een bepaalde manier ook niet goed – heel erg vanuit zichzelf en keihard naar andere kinderen en volwassenen. Wie een dagje in groep 1 rondkijkt en vooral op de momenten dat de kinderen samen spelen, ziet dat kinderen ook keihard zijn. Kwaad zit er helaas ook van het begin af aan in.  En bij de doop zegt God – ik was het van je af, ik maak je nieuw. Ik geef je een plek in mijn nieuwe wereld.

We

En dat is heel belangrijk om te onthouden. Dat vragen we om aan Mirthe te leren: God heeft je  een nieuw leven gegeven. Hij heeft je schoongewassen heeft. Vergeet dat niet.

Ik geloof dat als je haar leert wat het betekent om gedoopt te zijn, dat je haar iets heel belangrijks meegeeft – een heel realistische, eerlijke manier om in het leven te staan. We weten dat het heel belangrijk is om als ouder te laten merken dat je je kind waardeert. Dat je haar goede kanten benadrukt. Dat je complimentjes geeft. Doe dat vooral ook, zou ik zeggen.

Tegelijk is het niet eerlijk om alleen maar te zeggen: wat doe je dat geweldig en wat kun je dat goed! Soms zie ik ouders langs de lijn staan en hun kind aanmoedigen: ‘Kom op, je kunt het!’ Het is heel goed bedoeld, maar soms kun je heel goed zien dat het kind het niet kan. Het helpt een kind niet als je zegt dat het iets heel goed kan, terwijl het niet zo is. Het is heel belangrijk dat er ruimte is om te falen, om fouten te maken, om niet alles te kunnen. En dat is ook waar de doop je aan herinnert – je bent niet volmaakt. Niet in wat je kunt en ook niet in wat je doet. En weet je, dat is ok. Toch houden we van je. Toch houdt God van je.

Je kind het goede voorbeeld geven en leren wat het betekent om gedoopt te zijn, betekent dus ook niet dat jullie de perfecte ouders moeten zijn. Want dat betekent de doop nou net niet, dat je van jezelf perfect bent. Aan je kind leren waar het in de doop om gaat, betekent eerlijk zijn als ouder. En toegeven dat je zelf niet volmaakt bent.

Misschien heb ik het wel eens meer verteld: een van de belangrijkste lessen die ik van mijn vader leerde, was toen ik een puber was. Ik maakte ruzie met mijn vader, had een grote mond en werd naar mijn kamer gestuurd. Daar zat ik boos te zijn op die onredelijke vader van mij. Tot mijn vader ook naar boven kwam en op een stoel ging zitten en tegen me zei: ‘Sorry, ik had niet zo boos en onredelijk moeten worden. Ik had ook naar je moeten luisteren.’ Ik weet niet of ik wat teruggezegd heb, maar op dat moment leerde ik iets over de betekenis van de doop – toe durven geven dat je fout zit. Mijn ouders hadden erover verteld – ze hadden me leren bidden om vergeving van fouten, maar zo liet mijn vader ook zien dat het realiteit was.

De doop leert je realistisch in het leven te staan. Nu kan dat ook heel kil klinken ‘realistisch’, maar de doop leert je ook hoopvol in het leven te staan. Jezus heeft de dood overwonnen en dat heeft Hij ook gedaan voor Mirthe, voor jou, voor mij. Dat laat Hij in de doop zien. En dat geeft heel veel hoop in moeilijke omstandigheden. Dat betekent niet dat christenen het nooit moeilijk hebben. Of dat je nooit wanhopig voelt. Natuurlijk niet. Maar het betekent dat je met je moeilijkheden en wanhoop ergens heen kan. U heeft toen het water voor de Israëlieten aan de kant laten gaan, U Jezus heeft de dood overwonnen. Geef ons dan nu ook hoop, help ons, in deze moeilijke situatie. En soms ben je het niet als ouders die hoop hebben. Soms kun je echt stuk zijn van wat er gebeurt. Dan is het goed als er meer mensen zijn – andere gelovigen die meeleven en laten zien – en toch is er hoop.

Een gedenkteken oprichten

Leren wat het betekent om gedoopt te zijn – dat betekent laten zien, vertellen dat je niet volmaakt bent, maar toch geliefd. En het betekent dat wat er ook aan de hand is, toch hoop houden, of er naar zoeken.

Maar hoe krijgt dat vorm in het leven van elke dag? Het eerste wat Israël moet doen als ze in het nieuwe land zijn is een monument maken. Twaalf stenen moeten een herinnering zijn aan wat God heeft gedaan. En dat is wel de kern van geloofsopvoeding. Niet dat je laat zien dat jij een perfecte moeder of vader bent, maar dat je vooral wijst op wat God heeft gedaan.

Heel praktisch gebeurt dat hier met het neerzetten van een monument, een gedenkteken. Monumenten zijn dingen die er altijd staan. Zo dat ze vaak niet eens meer opvallen. Zo was ik al heel vaak door de prinsenstraat, het verlengde van de Voorstraat, achter de Bovenkerk, gefietst en er was me nooit iets opgevallen. Totdat ik een keer op 4 mei meeliep met de tocht voor dodenherdenking en we daar stopten. Er is daar een klein monument voor vijf Kampenaren die in de Tweede Wereldoorlog weigerden werkzaamheden te verrichten voor de Duitsers en daarom daar werden doodgeschoten. Toen ik dat voor het eerst zag, maakte dat diepe indruk. En soms nog. En soms fiets ik er voorbij, zonder het echt te zien.

Zo moet het ook gegaan zijn met die stenen bij Gilgal. Er stonden daar twaalf stenen. Gewoon die stonden daar. Maar soms vielen ze je opeens op en dan vroeg je: waarom staan ze daar? Misschien werden kinderen ook wel gestimuleerd om het te vragen – zoals het jongste Joodse kind bij Pesach ook altijd moet vragen ‘waarom is deze avond anders dan alle andere avonden?’

Een monument oprichten van wat God heeft gedaan. Dat is de doop ook, zo’n soort monument. Jullie kunnen Mirthe helpen daarbij stil te staan. Bijvoorbeeld door elk jaar op 4 oktober een kaars aan te steken. Vandaag denken we eraan dat je gedoopt bent. Jullie krijgen ook straks een Kinderbijbel – dat is ook een soort monument van wat God gedaan heeft. Allemaal verhalen van wat God doet.

Geloofsopvoeding is wijzen naar wat God heeft gedaan. Gedenktekens daarvoor oprichten. Momenten creëren om het erover te hebben. Dat is vaak niet spectaculair. Je kunt heel vaak langs een monument fietsen zonder erbij stil te staan waarvoor het is.

Geloofsopvoeding lijkt wel op gewone opvoeding. Dat is lang niet altijd spectaculair. Je kunt het gemakkelijk samenvatten met oude – nog bekende? – drie ‘rren’: Rust, Reinheid, Regelmaat. Weinig spectaculair en soms een beetje saai. En toch – daar gedijen kinderen meestal goed bij. Daar groeien ze van op.

In het geloof is dat ook zo: regelmatig stilstaan bij wat God heeft gedaan is lang niet altijd spectaculair – weer Bijbellezen aan tafel, weer naar de kerk, of wat voor vaste vormen je er ook maar voor kiest. Maar ze zorgen wel voor een soort bedding waarin mooie dingen kunnen gebeuren en waarin geloof kan ontstaan en groeien. Je kunt het wel wat vergelijken met tuinieren. Als je de aarde verzorgt, onkruid uittrekt, plantjes zaait, water geeft, dan is dat vaak niet zo’n spectaculaire bezigheid en toch kan er uiteindelijk een mooie bloem gaan groeien.

Zo kan het met die gewone dingen ook zijn – wij proberen als gezin bijvoorbeeld s avonds met elkaar uit de Bijbel te lezen. Lang niet altijd raakt het ons, komt het binnen, staan we er echt bij stil. Maar soms opeens ontstaat er een mooi gesprek. En als er echt iets aan de hand is, dan kunnen we ook terugvallen op wat we van God geleerd hebben.

Uiteraard is er nog veel meer te zeggen en te leren over geloofsopvoeding dan ik nu in de preek kan doen. Daarom is er ook de mogelijkheid je in te schrijven op een cursus daarover. In de kringenenquête kun je daarover veel meer info vinden. (Je kunt je trouwens tot donderdag ook nog inschrijven voor andere kringen.) Hoe kun je dat vorm geven, wat helpt en wat niet. En dat alles niet vanuit het idee dat je het veel beter zou moeten doen, maar vooral hoe je je kind of kinderen kunt wijzen op wat God heeft gedaan.

Leer je kinderen het belangrijkste door het voor te doen, door het ze te vertellen. God geeft je het leven. En Hij geeft het graag. Dat heeft Hij gedaan en dat zal Hij doen. Het is de moeite waard daarvoor gedenktekens te maken.