Inleiding
Elke week komt er weer zo’n mail binnen, maar ik lees m bijna nooit. Ik stop ze in een mapje in mijn computer en zeg tegen mezelf dat ik ze later zal lezen, maar dat doe ik niet. Het zijn een soort nieuwsbrieven. Een paar maanden heb ik mijn handtekening gezet onder een document waarin geprotesteerd wordt tegen de manier waarop vluchtelingen op Moria worden opgevangen.
Misschien weet je het nog wel: dat vluchtelingenkamp op een Grieks eiland dat afbrandde. Al die vluchtelingen die hun laatste spullen kwijt raakten en dakloos werden. De Nederlandse overheid die mondjesmaat beloofde een paar mensen op te vangen en vervolgens de criteria zo streng maakte dat we bijna niemand hoefden op te vangen.
Daar krijg ik dus elke week nog brieven van en ik lees ze niet, want het lijkt zo hopeloos. En ik voel me schuldig tegelijk: want dat we die mensen daar maar laten zitten, gebeurt ook in mijn naam. En tegelijk behalve een handtekening zetten, weet ik niet wat ik kan doen. En dus kijk ik maar liever niet meer naar wat er in de brieven staat.
Misschien herken je het wel: ellende waar je niets aan kunt, wat je een hopeloos gevoel geeft en je kijkt weg. Dat kan ver weg zijn, maar misschien ook wel dichtbij: een vriend, een familielid, een kennis in een hopeloze situatie. Wat kun je nog doen? En misschien voel je je er ook wel schuldig over. En het knaagt aan je. Maar wat moet je dan? Wat moet je met de duisternis die je niet kunt oplossen?
Visioen
Daarover hebben we in de Bijbel gelezen: het volk dat in duisternis ronddoolt, zij die in het donker wonen. Dan gaat het waarschijnlijk ook over vluchtelingen, ontheemde mensen. Noord-Israël was geplunderd door de Assyriërs met hun wrede legers. Ze hebben mensen weggevoerd, anderen gedood, anderen zijn op de vlucht geslagen en weten niet waar ze heen moeten. Ze zijn wanhopig, dolen in duisternis rond. Ze zien geen toekomst alleen maar donkerheid.
Het doet me denken aan een boek dat ik jaren geleden las: Wat is de Wat?, de autobiografie-roman over Valentino Achak Deng, een vluchteling uit Zuid-Sudan. Hij vlucht als kind met anderen door het donker. s Nachts raken ze de weg kwijt. Soldaten vallen hen aan, maar ook hyena’s en leeuwen. Valentino zwerft rond in het donker met de vreselijke beelden in zijn hoofd van de aanval op zijn dorp. Zo moeten er ook Israëlieten geweest zijn: rondzwervend zonder hoop en toekomst. Met vreselijke beelden in hun hoofd. En nog steeds zijn er mensen die rondzwerven in het donker. Op de vlucht uit Ethiopië door de woestijn in Soedan. Op een rubberbootje door de nacht op de Middellandse Zee.
Over zulke mensen gaat het. En dan: opeens in het donker zien de mensen een schitterend licht. Ze worden door een helder licht beschenen. De schijnwerper van een reddingsschip dat alle vluchtelingen veiligheid geeft. Een helder licht dat een eind maakt aan alle donkerheid.
Wat een opluchting, wat een blijdschap. Zo blij als bij de oogst. Na een tijd van armoede – het eten van vorig jaar is zo’n beetje op – is er weer heel veel eten. Moet je kijken hoeveel! Zo blij als toen Gideon de Midjannieten versloeg. Die kwamen telkens Israël overvallen als de oogst binnen gehaald werd. Elk jaar weer. Maar toen ze verslagen werden door Gideon – wat een blijdschap was er toen. De vijand is verslagen en de buit verdeeld kan worden! Zo ook nu: een licht schijnt in het donker: Wat een opluchting, wat een blijdschap. Ongelooflijk.
Niet door geweld
Wat is dat licht dan? Wat zorgt voor dat licht? Een leger nog sterker dan de Assyriërs? Nee het licht komt van een kind. De lasten die de Israëlieten moesten dragen van hun vijanden worden van hun schouders genomen. De zwepen die hen opjagen, kapot gemaakt. Dreunende soldatenlaarzen, uniformen met de bloedvlekken van de slachtoffers worden op een vuur gegooid. Want er is een kind geboren!
Niet een nieuwe nog grotere macht dan de Assyriërs, maar een kind. Geweld lokt bijna altijd weer nieuw geweld uit. Ook als geweld wordt ingezet om geweld te stoppen. Soms weten we als mensen geen betere oplossing dan legers in te zetten om vrede te stichten, maar alleen door een leger wordt het zelden vrede. Geweld roept geweld op. Macht roept tegenmacht op. Als ik een groot, sterk, indrukwekkend iemand tegen kom, dan ben ik op mijn hoede. Wat wil die ander van mij? Wat doet hij met mij? Ik geloof dat politieagenten en beveiligers dat ook leren om geen agressie uit te stralen, want dat roept veel te snel agressie op. Tegelijk moet een politieagent natuurlijk wel kracht en zelfvertrouwen uitstralen. Die laat niet met zich spotten. Je hoeft niet bang voor haar of hem te zijn – als je je maar netjes aan de regels houdt. Veel verzet en geweld komt ook uit voort uit angst. De ander te grazen nemen voordat die jou te grazen neemt.
Maar door een kind
Maar de redder van de hemel roept een heel ander soort ontzag op. Het is een klein kind. Net geboren. Kwetsbaar. Als ik een klein kind op schoot houdt, krijg ik ook een gevoel van ontzag – zo klein en toch met alles wat een mens nodig heeft – ogen, oortjes, vingertjes, teentjes. Wat bijzonder gemaakt. Het roept ontzag op, maar heel anders. Er is geen angst bij of me niet op mijn gemak voelen. Niet de angst – doe ik misschien iets niet goed, ben ik wel ok? Geen bedreiging. Integendeel – het roept om bescherming. Zo’n klein kind – daar moet ik voorzichtig mee doen, goed voor zorgen. Ik ben bereid me klein te maken voor een kind, terwijl ik me tegen grote mensen meestal groot houd. Dat doen we bijna allemaal. Je buigt je voor een klein kind, je past stem aan. Sommigen beginnen zelfs ongegeneerd wartaal uit te slaan: poekiepoekie, dadadaa.
Het wordt waarschijnlijk eerder vrede in ons hart door een kind dan door een geweldig leger. En zo ziet Gods vredevorst er dan ook uit: als een klein kwetsbaar kind. Dat wil God in ons oproepen: ontzag, zorgzaamheid, tederheid, bewondering, willen beschermen.
Maar is dat niet naïef? Zou een kind echt vrede in de wereld kunnen brengen? Er worden toch ook oorlogsmisdaden tegen kinderen gepleegd? Ook kinderen worden in de oorlog vermoord. Er zitten toch ook kleine kinderen in kamp Moria? Ja, dat is ook zo. Het kind dat God geeft overwint, maar niet in een klap. De kwetsbaarheid van het kind is geen spelletje, niet even emotie oproepend en dan gaan we weer verder waar we gebleven waren, maar het blijkt echt kwetsbaar. Het kan gedood worden, zoals de andere kinderen in Bethlehem. Het wordt gespaard, maar alleen maar omdat het later moet sterven aan een kruis. God komt in een kind naar ons toe, echt kwetsbaar. God laat zich in Jezus echt raken.
Goddelijke wijsheid/dwaasheid
De namen van dit kind zijn: wonderbare Raadsman. Een wijze raadgever, die raad geeft, die buitengewoon, bovennatuurlijk is. Totaal anders dan je zou verwachten. Hij brengt de wijsheid van God die totaal anders is dan die van mensen. Dat kwetsbaarheid en zwakte kracht zou zijn. Dat liefde en opoffering het belangrijkste zijn – dat die de overwinning brengen. Dat lijkt zwak en dwaas, maar dat is Gods wijsheid (vergelijk 1 Korintiërs 1:18-25).
Het is misschien ook wel iets dat we in deze tijd opnieuw ontdekken: we hebben geweldige technieken om van alles te kunnen – bv. deze dienst uitzenden. Heel fijn. Maar wat is het belangrijkste voor ons? Niet die techniek ook al stoppen we daar zo ontzettend veel tijd in. Niet onze computers en telefoons, maar gewoon bij elkaar kunnen zijn. Elkaar kunnen knuffelen, vasthouden, ontmoeten. Dat is de sterke kracht in deze wereld. Die zal overwinnen.
Zo is dit kind een heldhaftige God[1] of een goddelijke held. Hoe zou een God een held kunnen zijn? God kan toch alles? Daar is toch niets heldhaftigs aan als Hij met geweld en kracht en alles komt. Maar dat is dan ook juist het wonder. God hoeft niet met zijn macht te komen, God komt in zwakte. Zo kan Hij een Vader voor altijd zijn en vrede brengen. Zo is Hij onze held, die zichzelf durft te geven.
Hoop houden
Het is een donkere tijd en als het hier meevalt, dan weten we wel van andere plaatsen die stikdonker lijken. Dat houd je misschien liever van je af. Daar denk je liever niet teveel aan. Maar over de mensen die ronddolen in het stikdonker, schijnt een licht. God is naar deze wereld gekomen als een kind. Dat maakt alles anders. God laat ons en anderen niet aan ons lot over en hulpeloos in het donker zwerven.
Dat betekent dat jij en ik niet hoeven weg te kijken als we horen van donkerheid in de wereld. Hoe donker ook: God laat zijn licht schijnen. Over de vluchtelingen vluchtend door Soedan, op weg over de Middellandse Zee, in de kampen op Lesbos. Het licht zal schijnen en de mensen zullen juichen zoals toen Midjan verslagen werd, zoals toen de oogst werd binnengehaald.
Maar wanneer dan? Wanneer zal dat gebeuren?
Het is al gebeurd. Toen Jezus op aarde kwam, scheen Gods licht over alle duisternis. Hij werd in een donkere nacht geboren. Bij gewone mensen. Mensen die leefden in een donkere tijd, onderdrukt door de Romeinen en waarin God wel afwezig leek. Hij kwam in de donkere tijd om bij de mensen te zijn en hun leven te leven. Tot het bittere einde toe.
En toen Hij begon te vertellen van God, deed hij dat juist in het donkere gebied, letterlijk dezelfde regio waar Jesaja het over heeft. Letterlijk is het dan misschien niet meer zo dat vluchtelingen in het donker rondtrekken, maar nog steeds is het een donker gebied. Een gebied waarvan de oorspronkelijke bewoners grotendeels nooit zijn teruggekeerd. Een gebied overheerst door de Romeinen waar de eigen cultuur, de eigen godsdienst dreigt te verdwijnen. Juist daar gaat Jezus wonen en daar vertelt hij dat Gods nieuwe wereld eraan komt en nodigt Hij mensen uit daaraan mee te doen. In het donkere gebied begint Jezus zijn werk, zegt de evangelist die dan de tekst uit Jesaja aanhaalt (Matteüs 4:12-16).
De echte duisternis is niet alleen maar de oorlog, het geweld, de angst, de wanhoop, maar vooral ook het niet meer aan God verbonden zijn. God niet meer zien, niet meer zoeken. Er kan heel veel moeite, heel veel duisternis in je leven zijn. Maar als je weet dat God er is, is het niet alleen maar duister. Andersom hoor ik dat ook wel eens van gelovigen, van sommigen van jullie: als ik God niet had, als ik mijn geloof niet had, dan wist ik echt niet waar ik het moest zoeken.
Juist daar wil Jezus zijn op de donkere plekken, daar wil Hij zijn licht laten schijnen. Misschien herken je dat zelf ook wel: juist op de moeilijke momenten zie je soms meer van God. Of – dat heb ik zelf ook wel – achteraf. Op de moeilijke momenten realiseerde ik het me niet altijd, maar achteraf denk ik: maar natuurlijk toen was ik niet alleen.
Maar ook: Jezus roept daar op tot het onder ogen zien van het koninkrijk en je te bekeren. (Marcus zegt erbij ‘geloof het evangelie’). Blijf niet hangen in je somberheid, je angst, je negativiteit, zie die onder ogen – stel je niet tevreden, verdoof je niet met nog meer spullen, nog meer eten, nog meer voor jezelf, nog meer anderen uit het oog verliezen – maar geloof het: het licht schijnt. Zelfs op de donkerste plek.
En ook als je het niet zo ervaart – vertrouw er op: juist in het donker, belooft God zijn licht te laten schijnen. Hij heeft het beloofd en die belofte onder
Avondmaal vieren
Zo meteen aan tafel heffen wij het glas – of vandaag een plastic bekertje. Teken van het feest dat gaat komen. Als het nooit meer donker wordt. Het kan iets vreemds hebben om Kerst te vieren, een glas heffen, feest te vieren in een wereld waar veel donker is. Het kan zelfs ongemakkelijk voelen: kunnen we wel feest vieren als de coronacijfers stijgen, als vluchtelingen creperen, er zoveel rottigheid is. Je zou de gordijnen misschien wel dicht willen doen en alle ellende even van je afsluiten.
Maar het kan ook anders: de rottigheid onder ogen zien en toch het glas heffen. En toch feest vieren. Misschien is het een feest ook met een traan, maar niet zonder hoop. Want in het donker schijnt een fel licht. De mensen die in het donker verdwalen zullen weer licht zien. Want een kind is ons geboren!
[1] Zo Naardense Bijbel