Preek voor de belijdenisdienst van 13 september 2020 in de Bazuinkerk over Petrus 2:9-12
Inleiding
Soms voel ik me als christen een beetje raar. Sommige mensen kunnen echt heel negatief over geloof, de kerk en ook over dominees doen: dat is iets van vroeger, achterlijk, schadelijk. Gelukkig zijn de meeste mensen niet zo. Maar ook dan kan ik me soms een beetje raar voelen, me niet altijd zo op mijn gemak: ik voel dat ik anders ben en zij zien mij ook als anders.
Verschillenden van jullie hebben dat ook zo opgeschreven en dat bleek ook uit het gesprek dat we een paar maanden geleden hadden met een paar ouderlingen – jullie hebben gemerkt dat je anders bent, omdat je christen bent. Je voelt je misschien niet op je gemak als anderen om je heen voortdurend vloeken. Dat kan toch pijn doen – dat Jezus of God waar jij van houdt – voor een ander maar een stopwoord is. Of dat je om je heen ziet hoe hard en gemeen er soms tegen anderen wordt gedaan en je daar niet aan mee wilt doen. Hoe dan ook, jullie voelen soms: als christen ben ik anders dan als niet-christenen. En jullie hebben gezegd: nou ja, als dat zo is, dan is dat zo. Ik kies er ook voor om anders te zijn. Ik wil bij dat geloof, bij de kerk horen.
Dat is een ander verhaal dan ik bijvoorbeeld vijftien jaar geleden hoorde van jongeren die belijdenis deden. Ook een ander verhaal dan van velen die hier in de kerk of ergens anders jaren geleden belijdenis deden. Sommigen van jullie uit de Bazuinkerk hebben me wel eens verteld dat toen ze belijdenis deden, dat ze toen eigenlijk nog niet goed beseften wat ze deden, maar dat ze het deden, omdat de meeste jongeren dat deden. Of je deed het wel bewust, maar dan niet perse omdat je je nu zo anders voelde dan anderen.
Dat is denk ik echt iets van deze tijd – het is steeds minder vanzelfsprekend om christen te zijn. Je voelt je als christen denk ik eerder dan vroeger soms een beetje raar.
God
Toch zijn we zeker niet de eersten die dat zo voelden. Dat was lang geleden ook al zo. We lazen net uit de eerste brief van Petrus. Petrus schrijft die brief aan mensen die anders zijn dan de mensen in hun omgeving. Hij schrijft zijn brief aan ‘de uitverkorenen die als vreemdeling verspreid in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bitynië verblijven’ (1 Petrus 1:1). Petrus noemt de mensen waar hij aan schrijft ‘uitverkorenen’ en ‘vreemdeling’. Die woorden kwamen ook terug in het stuk dat Jasper met ons las ‘u bent een uitverkoren geslacht’ en ‘u bent als vreemdelingen die ver van huis zijn’ (1 Petrus 2:9,11).
Uitverkoren, dat betekent uitgekozen. Je bent uitgekozen! Soms verschijnt dat opeens op mijn computerscherm: u bent uitgekozen uit 1 miljoen mensen om… en dan kan ik iets winnen of zo, als ik ergens klik, maar dan klik ik weg, want ik geloof daar niet zo in. Ik weet niet of er nog mensen zijn die daarin trappen, maar ergens is het wel slim: want wie wil er nu niet uitgekozen zijn voor iets moois. Ik kan me dat van vroeger herinneren als we gingen voetballen ofzo en ze zeiden ‘ik kies Bram’. Yes, ik word uitgekozen. (Eerlijk gezegd, was ik bij voetbal meestal een van de laatsten die uitgekozen werd, dus dat voelde dan ook weer wat minder) Maar in het algemeen is het mooi als je uitgekozen wordt: voor een sollicitatiegesprek, voor de selectie van je sportclub, en het allermooiste is het denk als iemand zegt: ik heb jou uitgekozen om altijd mee samen te zijn. Met jou wil ik verder door het leven gaan. Yes, ik ben uitgekozen.
Vandaag doen jullie belijdenis. Mensen zeggen straks misschien zoiets als ‘gefeliciteerd, met je keuze.’ En terecht: het is een mooie en belangrijke keuze die jullie vandaag maken. Maar nog meer zou je kunnen zeggen: Gefeliciteerd, want je bent uitgekozen. God heeft je uitgekozen. Hij wil graag altijd met je samen zijn.
Petrus schrijft het in plechtige taal: Jullie zijn Gods uitgekozen, uitverkoren, geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie. Het staat er niet alleen voor jou of voor mij, jij bent uitgekozen. Er staat jullie zijn uitgekozen. Je wordt niet in je eentje uitgekozen, maar samen met anderen. Je maakt deel uit van een nieuw volk zelfs.
Want dat is wat God doet. Hij is opnieuw begonnen met de mensen, met deze wereld. Dat kon je al zien toen je gedoopt werd. Bij de doop word je als het ware helemaal schoon gewassen om opnieuw te beginnen. Of je zou kunnen zeggen je gaat helemaal onder in het water, je sterft in het water, en gaat opnieuw leven. Dat beeldt de doop uit. Een nieuw leven. God die voor je kiest.
We
Toen hoorden jullie al bij het ‘koninkrijk van priesters’. Of ‘een koninklijke groep van priesters’ kun je ook lezen. Bij dit nieuwe volk van God is iedereen als een koning of een koningin. Iedereen is belangrijk. Hier tel je niet pas mee als je heel slim bent. Of als je er heel leuk uitziet. Of pas als je volwassen bent. Of als je oud bent. Hier is iedereen van waarde.
Hier is iedereen ook priester. Dat betekent: iedereen kan heel dichtbij God leven. Niet alleen de dominee, de ouderling, of wie heel veel van de Bijbel weet. Of wie al oud is. Maar gewoon iedereen kan priester zijn, mag heel dichtbij God komen. En vooral: God komt naar jou toe.
Dat is ook wat Petrus bedoeld met dat God je heeft geroepen uit de duisternis, naar zijn wonderbaarlijke licht. Er kunnen allerlei dingen zijn die het leven donker maken, dat je er somber van wordt, dat je het niet meer ziet zitten. Dat je denkt: waar is het allemaal goed voor? De echte donkerheid is dat je God kwijt bent. Dat je niet meer weet, dat Hij van je houdt. Dat Hij voor je zorgt. Dat je niet gelooft dat Hij je zal helpen. Uit die donkerheid heeft Hij jullie weggeroepen om nieuwe mensen te zijn.
You
En wat is de bedoeling van die nieuwe mensen, dat nieuwe volk? Is dat gewoon iets fijns? Dat je bij God en de mensen van God hoort? Dat je later in de hemel komt? Dat het goed met je gaat? Dat ook allemaal. En tegelijk: het gaat niet om jullie of om mij. Petrus zegt: God heeft jullie uitgekozen om zijn grote daden ‘te verkondigen’.
Dat klinkt al weer zo plechtig. Veel plechtige woorden vandaag. Gods grote daden verkondigen, wat is dat? Iets verkondigen, dat is iets vertellen. Het gaat dus om het vertellen van Gods grote daden. God heeft je uitgekozen om van Hem te vertellen. Om te vertellen dat Hij goed is. Dat Jezus is gekomen. Dat God deze wereld, en geen mens opgegeven heeft, maar dat Hij liefde is, dat Hij van de wereld houdt, van baby’s, van oude mensen. Dat Hij houdt van populaire jongeren, maar ook van jongeren die niemand ziet. Dat Hij houdt van succesvolle mensen, maar minstens zoveel van mensen bij wie alles wel lijkt te mislukken. Dat Hij houdt van mensen veilig in hun huis, maar minstens zoveel van mensen die zelfs niet eens meer een vluchtelingenkamp hebben om in te wonen. Dat moeten jullie vertellen. Dat voor God elk mens telt. Niemand onbelangrijk is.
Maar hoe moet je dat doen? Ik begon de preek al met te zeggen dat je je als christen soms zo raar kunt voelen, gewoon al omdat je anders bent. Andere dingen gelooft en belangrijk vindt dan veel mensen om je heen. Moet je dan nu ook nog op straat gaan staan en roepen: God houdt van jullie mensen? Vroeger stond er bij ons in Zwijndrecht waar ik opgroeide iemand dat te schreeuwen op de markt. Ik vond het een rare man, een beetje eng. Iemand die zo stond te roepen. Misschien dat hij ook wel mensen kon bereiken op die manier, maar dat is zeker niet de enige of de beste manier.
Het is trouwens opvallend dat Petrus niet zegt aan wie je moet verkondigen. Dat is expres denk ik. Dat plechtige woord ‘verkondigen’, vertellen wat God heeft gedaan, kom je ook veel tegen in de Psalmen. Daar gaat het ook vaak over Gods grote daden vertellen. Dat is iets wat we hier vaak in de kerk doen. Hier staan we stil bij de grote daden van God. We vertellen elkaar wat God heeft gedaan.
Ik moet daarbij denken hoe het is als ik met mijn broers en zussen een avond samen ben. Af en toe doen we dat. Ik heb drie broers en drie zussen en af en toe ontmoeten we elkaar zonder kinderen en zonder schoonfamilie. Want meestal vertellen we elkaar dan verhalen over vroeger. Verhalen die de schoonfamilie allang kent, en die vindt dat saai, maar wij niet. Maar we genieten ervan. We lachen weer om vroeger en soms zijn we ook wel verdrietig om dingen die gebeurden. We eindigen de avond meestal met een knuffel – behalve in deze tijd natuurlijk – want we horen bij elkaar. En naderhand appen we aan elkaar: wat ben ik blij met jullie. Heel bijzonder dat we dat hebben. Het is jammer om uit elkaar te gaan en tegelijk: ik kan het leven dan weer met nieuwe energie meemaken. Want ik hoor bij mijn familie. Zoiets kan je ook hebben als je met vrienden samen bent en praat over hoe het vroeger was op school, dan voel je je aan elkaar verbonden.
Dat is ook de bedoeling van hier zondags in de kerk samen komen. We vertellen elkaar en God verhalen en dat schept een band. Weet je nog, dat Jezus werd geboren? Ja, weet je nog, dat God bij ons kwam wonen? Ja, en weet je nog dat Hij wonderen deed en juist de mensen opzocht die er niet bijhoorden? Ja, en dat Hij voor ons gestorven is?
Het zijn bekende verhalen, maar we vertellen ze aan elkaar omdat ze belangrijk zijn. Ze zorgen voor een band met God en met elkaar. En dat vertellen gaat meestal een beetje anders dan bij een reünie. Het kan door zingen, door Bijbellezen, door te bidden, door een preek, doordat iemand iets verteld over wat zij of hij met God heeft meegemaakt. En het kan ook nog wel op andere manier, door een filmpje, door te dansen, kunst te maken en soms ook gewoon door even stil te zijn. Door de kerk te versieren.. En misschien zijn er nog meer manieren om elkaar die verhalen te vertellen. Als je ideeën hebt, laat het weten. Dat is welkom. Als het maar helpt om elkaar de verhalen van God te verhalen. En er blij van te worden (en soms ook verdrietig) Om er hoop, inspiratie van te krijgen. Om er weer tegen aan te kunnen.
Want natuurlijk, die verhalen zijn er niet alleen voor de zondag in de kerk, maar ook voor de dagen daarna buiten de kerk. Dan kun je ook daar iets vertellen over wat God heeft gedaan. Dat kan op verschillende manieren: soms misschien doordat je erover vertelt met woorden. Maar het kan ook zijn – en daar gaat het vooral om – dat je er met je leven van vertelt. Dat die verhalen over wat God gedaan hebben je veranderen.
Dat lazen we ook in het vervolg: geef niet toe aan je zelfzuchtige verlangens. Dat betekent: wees niet heel veel met jezelf bezig. Met wat je zelf wilt hebben, wat je wilt kopen, wat je wilt worden, wie je wilt zijn, wat je wilt bereiken, of mensen jou wel aardig vinden, wat anderen van je denken wat je kunt. En zo kun je doorgaan. Er zijn heel veel van die vragen die over jezelf gaan die je je eindeloos bezig kunnen houden. Natuurlijk is het niet verkeerd om over jezelf na te denken. Maar het gaat vooral over met alleen maar met jezelf bezig zijn. Het gaat dan niet om de ander, of om God, of om de wereld om je heen. Maar om je zelf: wat heb ik nodig. Wat wil ik?
Dat past niet bij het nieuwe leven. Daarvoor is God niet aan een nieuwe mensheid begonnen. Dat is nu juist het probleem van ons mensen. Dat je te vaak vergeet dat God voor je zorgt en dat je daarom denkt dat je veel aan jezelf moet denken.
En het grappige is dat Petrus zegt: wees niet teveel met jezelf bezig, want dat is niet goed voor jezelf. In de Bijbel lazen we: geef niet toe aan je zelfzuchtige verlangens, want dan loopt je ziel gevaar. Je ziel, dat is waar het in je leven vooral om gaat, de kern van je leven. Wie je echt bent. Dat raak je kwijt als je vooral met jezelf bezig bent. Als je vooral met jezelf bezig bent, raak je jezelf kwijt. Want je bent daar niet voor gemaakt.
Laat ik een voorbeeld geven. In de afgelopen week ben ik een paar dagen met een vriend wezen wielrennen in België en Duitsland. Hij had een veel mooiere fiets dan ik en op een gegeven moment kon hij nog doorfietsen op de berghelling en moest ik afstappen. Ik dacht: ik moet ook een andere fiets, zodat ik de volgende keer ook kan blijven fietsen. Vrijdag en zaterdag heb ik een groot deel van mijn tijd doorgebracht met het kijken naar fietsen op internet. Tweedehands, nieuw. Ik weet er nu heel veel vanaf. Zal ik die fiets kopen, of die? Nou je snapt wel hoe dat gaat. Maar word ik daar nu gelukkig van? Nee eigenlijk niet echt. Het geeft me vooral een leeg gevoel. Ik voel het – teveel bezig zijn met wat mezelf, wat ik wil, brengt mijn ziel in gevaar. Wees niet zo bezig met wat je mist, wat je wil of wilde, wat je lukt of niet gelukt is. Dan raak je jezelf nog kwijt.
Maar wees bezig met wat God doet. De preek is altijd eerst voor mezelf. Dus ik zei tegen mezelf: Bedenk dat het leukste, het belangrijkste van de afgelopen dagen de vriendschap was, en het prachtige landschap en het plezier van het sporten en de gezondheid. Allemaal dingen die God me heeft gegeven. Daarmee kom ik tot mijn recht. God zorgt zelfs in die gewone dingen voor mij. Ik hoef niet zo met mezelf bezig te zijn, daar word ik niet gelukkiger van, geen beter mens van.
Jullie zijn door God uitgekozen. Dat maakt je tot andere mensen. Tot vreemde mensen soms ook. Gelukkig sta je niet alleen. Je maakt deel uit van een groep, een volk, een hele nieuwe mensheid, zou je kunnen zeggen.
En daarom wil ik ook nog iets zeggen speciaal tegen anderen hier in de kerk en thuis. Lieve mensen, lieve broers en zussen. Het is een heel feestelijke dag vandaag, omdat Martijn, Marnix, Evelien, Noa, Quirijn en Simon belijdenis doen. Maar vergeet hen en ook andere jongeren na vandaag niet. Want ze leven in een wereld die heel anders is dan de kerk. Een wereld die ook heel anders misschien dan de wereld waarin jezelf opgroeide. Het is voor jongeren van nu nog moeilijker dan vroeger om het gevoel te houden dat ze bij de kerk horen. Het is moeilijk om als ‘vreemdeling’ te blijven geloven. Dan is het echt heel belangrijk dat je je wel thuis voelt in de kerk. Dat je hier inspiratie, enthousiasme, warmte, liefde, aandacht, noem maar op, kan vinden, om het weer vol te houden. Dat kan zwaar klinken. Ik bedoel niet dat we ervoor moeten zorgen dat jongeren – of wie dan ook – blijft geloven. Ik bedoel ook niet dat we allemaal dingen moeten doen om de kerk aan te passen aan deze tijd. Misschien moet dat wel, maar daar gaat het nu niet over.
Ik bedoel vooral dit: zie ook jongeren staan. Laat merken dat zij ook erbij horen. Heb aandacht voor jongeren in de kerk. Of ze nu belijdenis hebben gedaan of niet. Aandacht. En denk niet te gauw: dat kan ik niet. Daar ben ik niet jong genoeg, niet vlot, niet hip genoeg voor. Daar gaat het bij aandacht helemaal niet om. Het gaat erom dat je een ander ziet staan. Dat kan ook als je oud bent. Dat kan zelfs als je eigen leven ook in de kreukels ligt. Laat ik een paar namen noemen: Geke de Vries, Ale Bleijenburg, Jannie de Fouw. (En zo zijn er meer namen te noemen.) Maar dit zijn drie mensen die in de afgelopen tijd overleden zijn, maar waar ook in de afgelopen jongeren uit de kerk op bezoek kwamen. Omdat ze werden uitgenodigd. Of soms ook gewoon omdat jongeren merkten dat ze daar welkom waren. Omdat ze aandacht hadden. Ale, Geke, Jannie konden je het gevoel geven: het maakt niet uit hoe bent, maar natuurlijk ben je welkom.
Dat is belangrijk. Dat we elkaar ook in hoe we met elkaar omgaan de verhalen vertellen van wat God heeft gedaan. Met onze woorden en met onze daden. Ook voor elkaar.
Uitleiding
God heeft jullie uitgekozen. Jullie zijn zijn bijzondere volk van koninklijke priesters. Jullie zijn er om telkens weer te vertellen, te vieren hoe goed God is, hier in de kerk en daar buiten.
Amen