Het is alsof je slaapt. Alsof je moe van het spelen op de grond bent gaan liggen. Met je mollige armpjes ontspannen langs je lichaam. Je beentjes licht gebogen. Rustig slapend met nog alle vertrouwen in de wereld.
Maar je slaapt niet. En deze wereld is niet te vertrouwen. Want niemand kan je echt meer knuffelen. Niemand zal meer met je spelen.
Is het domme pech? Twee vluchtelingenbootjes die tegen elkaar aanbotsen. Jouw bootje sloeg om en jij verdronk. Is dat alles? Of hadden je vader en je moeder dat risico nooit mogen nemen?
Is het niet vooral de schuld van de soldaten, van IS? Zij lieten jou en je familie angstig op de vlucht slaan. Maar ook de smokkelaars gaan niet vrijuit, die goed verdienden aan jullie wanhoop. En waarom stond er niemand met open armen klaar om jullie te ontvangen? Waarom waren er overal hekken, zodat een wankel bootje de beste oplossing leek?
Voor jou maakt het nu niet meer uit. Al heeft het allemaal bijgedragen aan jouw dood. Voor mij maakt het wel uit. Want ik weet dat er veel meer zijn zoals jij. Misschien niet net zo vertederend. Niet zo goed in beeld gebracht. Maar dagelijks sterven er vluchtelingen in de woestijn, op zee, in vrachtwagens, of zomaar onderweg. En het is geen noodlot dat hen treft. Het zijn gewone mensen, zoals ik, die er de oorzaak van zijn.
Er was misschien wel niemand die wilde dat je zou sterven. En toch gebeurde het. En helaas, dat was niet alleen maar domme pech.