De laatste tijd lijkt het weer ok om het als politicus te hebben over christelijk geloof. Of in elk geval over ‘de Joods-christelijke’ wortels of traditie. Ik vind het voor een deel ook wel een goed verhaal. Onze identiteit is dat iedereen gelijk is, dat iedereen mee mag doen, dat we niemand om geloof, ras, genderidentiteit, sekse, etc. uitsluiten. Je hoeft geen christen te zijn om die waarde hoog te houden, maar je kunt – ondanks alle uitsluiting door de kerk en door christenen – zeggen dat deze waarde diepe christelijke wortels heeft.
Meermalen heb ik meegemaakt dat mensen uit Azië of Afrika mij diep onder de indruk zeiden dat Nederland toch werkelijk een christelijk land is. Iedereen die ziek is kan in het ziekenhuis geholpen worden. Elk kind kan naar een goede school. Wie niet voor zichzelf kan zorgen heeft recht op hulp en uitkeringen. Dat is niet afhankelijk of je wel bij de goede kaste of familie hoort, of je wel genoeg geld hebt, genoeg macht, maar dat geldt voor iedereen. Dat vonden verschillende van mijn gasten typisch christelijk en misten ze in hun eigen land. Christenen geloven toch dat elk mens gelijk is voor God. Dat alle mensen geschapen zijn als Gods evenbeeld en dat Jezus gekomen is voor alle mensen?
Je kunt het ook uit de praktijk van een deel van de christelijke traditie aanwijzen: ziekenhuizen en verzorgingstehuizen waar iedereen die ziek is ongeacht positie of financiële middelen welkom is, zijn ‘uitvindingen’ van kerken en kloosters. Voor mensen die niet voor zichzelf konden zorgen was er hulp van de diaconie. Helaas ging die hulp van de kerk ook vaak samen met machtsspelletjes en zelfverrijking van bestuurders. Niets menselijk is kerkmensen vreemd. Het was vroeger wat dat betreft niet beter dan vandaag. Maar kort gezegd, ik kan ergens wel meekomen in dat beroep op Joods-Christelijke waarden. Het is een groot goed als je in een land leeft waar we ons best doen om elk mens gelijk behandelen. (Al moeten we toegeven dat nog steeds het ideaal beter is dan de werkelijkheid.)
Natuurlijk wil je dat beschermen tegen mensen die wel anderen willen buitensluiten en die homo’s, vrouwen, anders-gelovenden, atheïsten, enz. willen onderdrukken. En dus de dijken versterken, de grenzen zo veel mogelijk sluiten, zero-tolerance tegen asielzoekers die een misdrijf begaan, en de kinderen op school het volkslied te laten zingen bij de vlag, om hen goed onder te dompelen in de Joods-Christelijke traditie. En mensen ook weer aanleren vooral zei Buma vorige week om daar verantwoordelijkheid voor te nemen. Zich als gemeenschap in te zetten voor die waarden. Tja en dan wordt het toch ingewikkeld. Want de Joods-Christelijke traditie heeft het er niet zo op om met geweld mensen zo ver te krijgen dat ze ook die traditie aanhangen. Om hen in gemeenschappen te duwen waar zij die gemeenschappelijkheid moeten uitdrukken. Al zijn er helaas uit de geschiedenis van het christendom helaas heel wat voorbeelden van mensen die zich toch niet in konden houden en met al dan niet subtiel geweld anderen tot hun overtuigingen probeerden te dwingen.
Maar ik geloof niet dat dat de kern van de Joods-Christelijke traditie is. Jezus Christus is voor een deel naamgever van die traditie. Toen hij en alles waar hij voor stond met de dood bedreigd werd zei hij dat wie het zwaard opneemt er zelf door zal vergaan. Hij verdedigde zijn overtuigingen niet met geweld, maar liet zich er liever om doden. Hij vergeleek de verspreiding van zijn boodschap met een graankorrel. Die moet eerst sterven voordat hij vrucht kan dragen. Hij riep zijn volgelingen op om hun vijanden lief te hebben en te bidden voor degenen die hen wilden doden.
In de Joodse traditie is er een lied dat lijkt op een volkslied. Zoals volksliederen plegen te doen, begint dat bij de eigen identiteit waar men trots op is. De hoofdstad Sion (andere naam voor Jeruzalem) wordt bezongen:
Boven alle steden van Jakob [andere naam voor Israël]
heeft de HEER de poorten van Sion lief,
zijn vesting op de heilige bergen.
Van u wordt met lof gesproken,
stad van God.
Supertrots kun je wel zeggen: als God jouw stad de beste vindt, dan moet het wel een heel bijzondere stad zijn. Het vervolg is echter bizar:
‘Ik noem Rahab en Babel mijn getrouwen.
Filistea, Tyrus en Nubië zijn alle hier geboren.’
Met recht kan men van Sion zeggen:
‘Welk volk ook, het is hier geboren,
de Allerhoogste houdt Sion in stand.’
Rahab is een mythologische aanduiding voor een oermonster waarmee ook wel Egypte (grootmacht en vijand van Israël in de tijd van het ontstaan van dit lied) werd aangeduid. Babel is de supermacht die Jeruzalem verwoest heeft. Filistea en Tyrus waren de nabijgelegen militaire en economische tegenstanders en Nubië (Ethiopië) was voor Joden cultureel bijna het einde van de wereld. Van al deze tegenstanders zegt God in dit lied dat het zijn ‘getrouwen’ zijn en dat ze net zo thuis horen in de stad als de Joden. Hun identiteit is volgens dit ‘volkslied’ niet iets dat zij moeten beschermen, maar ‘de Allerhoogste’ houdt Sion in stand.
Ik snap heel goed als politici roepen dat ze hierop geen politiek kunnen bedrijven. Je vijanden liefhebben, iedereen welkom heten in je land of je stad, zelfs je grootste tegenstanders, in het geloof dat God je wel beschermt. Dat is absurd. Daarvoor moet je wel een heel groot geloof in de liefde (of in God, maar dat is uiteindelijk hetzelfde) hebben. Ik verwacht dat niet van politici. Ik vind dat zelf al moeilijk genoeg. Maar wees dan eerlijk en zeg gewoon wat je bedoelt: we hebben hier een leuk land met elkaar en dat willen we graag zo houden. Pech voor anderen die ook mee willen doen, maar dat vinden we te lastig. Die moeten het vooral zelf uitzoeken.