Geloven in God kan soms zo abstract lijken. ‘Uiteindelijk komt alles goed’ zeggen we tegen elkaar. Maar wat heb je eraan als je moe, depri en lusteloos wordt van het c-woord, niet weet hoe lang het nog duurt, bang bent voor alles wat er nog komt of het soms gewoon zou willen schreeuwen van frustratie?
Het geloof dat alles eens goed komt is dan maar een schrale troost. Het is te vaag, te ver weg. Wanneer dan? Hoe dan? Wat zal het dan goed zijn? Ben ik er dan ook bij, enzovoort. Eerlijk gezegd heb ik daar vaak maar weinig aan. Teveel is nu nog niet goed.
Ben ik dus geen goed christen, geloof ik niet genoeg? Die gedachte komt wel vaak bij me op. Toch denk ik dat er hier iets anders aan de hand is. De kern van het christelijk geloof is niet dat alles goed komt. Het gaat in het christelijk geloof niet om een of ander hoopvol principe, maar het gaat om God, om Jezus, om de heilige Geest.
Of iets concreter: het gaat er niet om dat alles goed komt, maar dat Jezus alles goed maakt. Als je het verschil niet gelijk ziet, snap ik dat. Het kostte mij ook even. Ik leerde het onlangs opnieuw van Karl Barth (1886-1968). In het afgelopen jaar heb ik samen met een aantal collega’s en met hulp van Barend Kamphuis gedeelten uit zijn werk gelezen. Barthvertelt het verhaal van J.C Blumhardt die twee jaar lang telkens weer bad voor Gottliebin Dittus, een vrouw met ernstige ziekteverschijnselen. Volgens Blumhardt wees alles erop dat zij bezeten was door een demon. En dus bad hij voor haar steeds weer. Na twee jaar genas zij, maar op een wonderlijke manier. De zus van Gottliebin, die hier sterk bij betrokken is geraakt, schreeuwt het opeens uit: ‘Jezus is winnaar.’ Volgens Blumhardt klinkt de stem nauwelijks als een menselijke stem, maar als van ‘satansengel.’ De demon moet tandenknarsend erkennen dat Jezus gewonnen heeft. (Zo kom je dat bijvoorbeeld ook in de Bijbel tegen in Marcus 1:23).
Je kunt bij dit verhaal interessante vragen stellen over demonen en psychiatrische ziektebeelden. Maar dan mis je het belangrijkste van wat Blumhardt uit deze ervaring leerde. Hij zag zijn inzet voor Gottliebin als deelname aan een gevecht dat Jezus voerde en waarin Jezus de overwinning bracht. Dat Jezus overwinnaar geloofde Blumhardt ook al voor haar genezing. Juist daarom bleef hij maar bidden. En tegelijk was het wel een echt gevecht tegen het kwaad. Blumhardt vertelt dat hij het op een gegeven moment uitroept: ‘Heer Jezus, help mij! We hebben lang genoeg gezien wat de Duivel doet. Nu willen we zien wat Jezus kan!’
Je lot leggen in de hand van een persoon is spannend. Je moet maar hopen dat die ander kan en wil doen wat jij nodigt hebt. Het lijkt daarom gemakkelijker te vertrouwen op algemeen geldende principes. Dat doe ik in mijn dagelijks leven ook bij allerlei zaken. Als de klok aangeeft dat het kwart voor elf is, den ik: tijd om naar te gaan. Enzovoort. Tegelijkertijd: als het er echt op aan komt heb je niet zoveel aan ‘algemene waarheden’, maar wil je mensen om je heen die van je houden. In het geloof is het voor mij niet anders. Een algemene waarheid helpt me niets. Maar de Persoon Jezus Christus kan ik vragen om te helpen en om bij me te zijn. Aan Hem kan ik mij toevertrouwen. Dat is dus ook spannend. Soms vind ik troost en bemoediging, soms niet. Soms raak ik gefrustreerd, zoals Blumhardt – ‘we nu al lang genoeg gezien wat de Duivel doet!’ Waarom laat U niet zien wat U kunt?’ Ik begrijp vaak niet waarom gebeurt wat er gebeurt. En toch, Jezus is de enige die kan helpen en wie ik me kan toevertrouwen. Ik reken erop dat Hij alles goed maakt en tot die tijd bij ons is.
(N.a.v. Karl Barth, K.D. IV-3, 192-201.)