Hoe verander je een kerk? Veranderingen zijn bijna voortdurend nodig: de tijden veranderen en dus ook de mensen, het aantal leden neemt af (of toe), de gemeente is toe aan een nieuwe kerkgebouw, er wordt gewerkt aan een fusie met een andere gemeente, enzovoort. En dan heb ik het nog niet eens over de grootste noodzakelijk verandering: de voortdurende bekering die ook voor de kerk noodzakelijk is.
Op een opleiding christelijk leiderschap leerde ik ooit dat als je dingen wilt veranderen, je mensen eerst moet helpen het probleem goed te zien. Diezelfde gedachte kom je ook tegen in allerlei verandermanagementhandboeken. Het klinkt logisch: pas als mensen echt de noodzaak voelen van de verandering zullen ze ook bereid zijn om zich in te zetten voor die verandering.
Toch denk ik niet dat dat de beste manier is. Om het probleem (dat de verandering noodzakelijk maakt) duidelijk te krijgen, moet je je samen focussen op wat er allemaal niet goed gaat. Je praat elkaar gemakkelijk de put. Vervolgens moet je daar dan samen weer uit te komen door de voorgestelde verandering. Zo wordt er gemakkelijk een karikatuur gemaakt van het verleden of het heden. De negatieve kanten worden overbelicht, de positieve kanten blijven onderbelicht. Vandaar dat je mensen die aarzelingen hebben bij de voorgestelde verandering nogal eens hoort zeggen: ‘maar was vroeger dan alles zo slecht?’ Een ander nadeel is dat je jezelf een zware last oplegt: door het probleem sterk neer te zetten, kan gemakkelijk het gevoel ontstaan: kunnen wij dit eigenlijk wel oplossen?
Ik denk dat het anders kan en misschien wel anders moet. Zeker in de kerk. Vooral omdat de kerk niet allereerst een organisatie van mensen is, maar Gods initiatief. De kerk is door God (Christus, de heilige Geest) in het leven geroepen. Dat blijkt ook wel uit allerlei aanduidingen die het Nieuwe Testament geeft van de kerk: volk van God, lichaam van Christus, tempel van de heilige Geest, enzovoort. God is met de kerk begonnen en er voortdurend aan het werk. Dat is nooit een legitimatie om achterover te leunen en niets te doen. Het Nieuwe Testament staat immers vol met indringende oproepen tot bekering.
Tegelijkertijd is het zo dat deze oproepen nooit op zichzelf staan. Als Jezus Christus oproept tot bekering, zegt hij eerst iets anders: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij’. Met andere woorden: verandering is noodzakelijk. Maar niet allereerst omdat er een probleem is – dat is er natuurlijk ook wel – maar omdat God aan het werk is. Datzelfde zie je bijvoorbeeld ook in de brieven van Paulus aan diverse gemeenten. Vaak spelen er grote problemen die vragen om verandering. Denk aan: onderlinge conflicten en gebrek aan eenheid (Filippenzen), egoïsme aan de avondmaalstafel (Korintiërs) of gevaarlijke elitaire spiritualiteit (Kolossenzen). Toch begint Paulus vrijwel altijd met het prijzen van God en te beschrijven hoe hij in de gemeente aan het werk is. De enige uitzondering daarop is de brief aan de Galaten. Daar is Paulus verbijsterd dat de gemeente zich afgekeerd heeft van wat God in de gemeente heeft gedaan. Ze verwachten het niet langer meer van Gods genade, maar van het leven naar de wet.
Als er veranderingen in de kerk nodig zijn kunnen wij beginnen bij God en wat hij doet. In de Bazuinkerk, de gemeente waar ik predikant ben, hielden we onlangs een bezinningsweekend. We merken dat het nodig is om scherp te krijgen wie we zijn. Allerlei vanzelfsprekendheden zijn de afgelopen jaren verdampt. Waar staan we nog voor, waar gaan we nog voor? De verleiding was groot om ons te richten op dat laatste. Wat moeten we gaan doen? Wat is Gods roeping voor ons?
Maar we geloven dat de Bazuinkerk Gods kerk is. En dus hebben we veel aandacht gegeven aan wat Hij gedaan heeft en aan het doen is. We maakten samen een tijdbalk waar we belangrijke gaven van God aan de Bazuinkerk opschreven. Daarna vroegen we iedereen in twee minuten iets te vertellen van wat God aan het doen is. Er werden allerlei mooie kleine en grote verhalen verteld: hoe de diaconie nieuwe ideeën heeft gekregen om het eigen initiatief in de gemeente te bevorderen, hoe door een onlangs gedoopte vluchteling al weer iemand anders tot geloof was gekomen, enzovoort. God is aan het werk.
Dat gaf ontspanning. De toekomst van de kerk hangt niet van mensen af. En tegelijkertijd werd het er niet gezapig van. De verhalen over wat God aan het doen is creëerde op ons beziningsweekend juist ruimte en veel enthousiasme om veranderingen in te zetten. De kerk staat niet stil, want Gods Geest werkt er. En wij mogen meedoen.
Gepubliceerd in: Gereformeerd Kerkblad november 2016