Gedoopt in één Geest tot één lichaam

Toespraak voor de samenkomst van Oase en de Arabische kerk

Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden; of we nu Joden of Grieken zijn, slaven of vrije mensen, we zijn allen van één Geest doordrenkt (1 Korintiërs 12:13).

Inleiding

Doe ik het wel goed? Ben jij wel ok?

Het is een vraag die ik me vaak stel en gesteld heb. Vooral als ik met mensen van een andere cultuur ben. Met mensen met heel andere gewoonten dan ik. Moet ik nu wel of geen hand geven? Zie ik er te netjes uit, of juist te nonchalant?

Om dat te weten, ga ik me dan natuurlijk een beetje vergelijken. Hoe zien de andere mensen hier uit? Wat doen zij? Wat voor kleren dragen zij?

Ik denk dat bijna iedereen dat wel een beetje herkent. En juist vandaag voelen we dat goed. Samen met mensen van Oase en de Arabische kerk. We zijn verschillend en zijn gewend veel dingen anders te doen. En dus moet je goed opletten: doe ik het goed.

Ook in het geloof kan het zijn dat je dat je soms afvraagt. Wanneer ben je nu een goede christen? Kun je aan anderen laten zien dat je echt bij Jezus hoort? Wanneer weet je dat van een ander? Wanneer doe je genoeg voor de kerk?

Je gaat je vanzelf een beetje vergelijken. Heb ik wel wat zij heeft? Doe ik wel wat hij doet?

Vroeger in Korinte en nu in de kerk

Zoiets was er ook aan de hand in de kerk van Korinte. Christenen vergeleken zich met elkaar. Sommigen probeerden alles precies zo te doen als de apostel Petrus of als Paulus. Of als Apollos. En sommigen zeiden: ‘Nee, hoor, wij zijn van Christus.’ En zo vergeleken zichzelf met anderen en met elkaar. En zo ontstonden er verschillende groepen in de kerk.

Ik bedoel dat de een zegt: ‘Ik ben van Paulus,’ een ander: ‘Ik van Apollos,’ een derde: ‘Ik van Kefas,’ en een vierde: ‘Ik van Christus.’ 13Is Christus dan verdeeld? (1 Korintiërs 1:12-13)

Dat bleek ook uit andere dingen. De volgelingen van Jezus zagen wat de Heilige Geest doet. Sommigen spraken vreemde talen door de heilige Geest. Anderen kregen ‘woorden van kennis’. Weer anderen hadden gaven van genezing. En ze gingen zich met elkaar vergelijken. Kijk toch wat ik kan! Kijk toch wat zij kan!

Sommigen begonnen zich beter te voelen dan anderen. En sommigen begonnen zich juist minder te voelen dan anderen. Ik spreek geen vreemde talen door de Geest. Ik kan niet genezen. En ik spreek ook geen woorden van kennis. Met mij is iets mis…

Zoiets kun je nog steeds tussen christenen zien en het gebeurt hier tussen ons vast ook wel eens. Dat je opkijkt tegen een ander. Of juist een beetje neerkijkt. Is hij of zij wel een echt gelovige? Tussen christenen kan het ook nu nog verbonden zijn aan het werk van de heilige Geest.

Identificeren

Wat doet de heilige Geest precies met je als je christen bent? Sommigen van ons zeggen regelmatig ‘God zei tegen mij…’ Sommige anderen denken dan, maar ik heb dat nooit, dat God zo duidelijk tegen mij spreekt. Is er dan iets mis met mij als gelovige?

Of misschien als je Oase of de Arabische kerk vergelijkt denk je – wij doen het wel wat beter dan andere christenen. Bij ons kun je zien dat de Geest aan het werk is.

Als je dit soort gedachten herkent, luister dan nog eens goed naar wat we gelezen hebben in de Bijbel:

Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden; of we nu Joden of Grieken zijn, slaven of vrije mensen, we zijn allen van één Geest doordrenkt (1 Korintiërs 12:13).

Wij allemaal zijn in één Geest gedoopt. En daardoor zijn we één lichaam geworden. We zijn een eenheid, juist door de heilige Geest. En inderdaad. We zijn heel verschillend: er zijn Joden en Grieken, Nederlanders en Arabieren, Gambianen en Afghanen. Slaven en vrijen. Rijken en armen. Mannen en vrouwen. Mensen die hun hele leven al christen zijn en mensen die het net geworden zijn. Heel verschillend en toch één. Door de doop in de éne heilige Geest.

Gedoopt in de Geest (Evangeliën en Handelingen)

Wat is de doop in de heilige Geest? Het is nog niet zo heel gemakkelijk daar precies antwoord op te geven. In het Nieuwe Testament wordt er niet altijd precies hetzelfde mee bedoeld. Het is gemakkelijker om te zeggen wat het niet is.

De doop met de heilige Geest is niet precies hetzelfde als de doop in het water.

En de doop in de heilige Geest is ook niet iets dat persé moet volgen op de op de doop in het water.

Als je de Bijbel goed leest, kun je ontdekken dat er met de ‘doop van (of in) de heilige Geest’ verschillende dingen worden bedoeld. In elk geval is het ondergedompeld worden in, helemaal doordrenkt – nat worden – door de Geest.

Het is de doop, de onderdompeling, die Jezus geeft aan zijn leerlingen.

Johannes de Doper, degene die Jezus aankondigde, heeft gezegd dat Jezus zou komen en dat die niet met water, maar met de heilige Geest zou dopen.

Ik doop jullie met water als teken van jullie inkeer, maar na mij komt iemand die machtiger is dan ik… Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur ((Matteüs 3:11).

En Jezus zei het zelf tegen zijn leerlingen, voordat Hij naar de hemel ging: ‘blijf wachten op wat de Vader heeft beloofd… binnenkort worden jullie gedoopt met de heilige Geest’ (Handelingen 1:4,5). En dat gebeurde. Dat was een heftige ervaring. Er was het geluid van een geweldige wind. En er waren vlammen op de hoofden van de gelovigen. En zij spraken over God en over Jezus in heel veel verschillende talen (Handelingen 2:1-4).

En Petrus zegt dan in zijn toespraak: Dit is de heilige Geest. En die is er voor iedereen, die gelooft in Jezus Christus en zich laat dopen in de naam van Jezus.

‘Kom tot inkeer en laat u allen dopen in de naam van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, 39want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’  (Handelingen 2:39-40)

Ook later lees je in Handelingen van soms een heftige ervaring, waarin zichtbaar wordt dat nieuwe gelovigen ondergedompeld worden in de heilige Geest. Lang niet altijd trouwens is het zo heftig. Maar iets ervan lijkt erbij te horen. Als je tot geloof komt, dan word je ook op hetzelfde moment of iets later gedoopt, ondergedompeld in de Geest.

Gedoopt in de Geest (Paulus)

Paulus schrijft daar ook over in zijn brieven:

De Geest krijg je dus niet door iets te doen, de wet na te leven, maar door te geloven wat je hebt gehoord. En wat is dat dan? Dat is het evangelie. Dat God vrede sluit met mensen, met jou en mij door Jezus.

De Geest heeft dus ook te maken met ‘liefde, die in ons hart is uitgegoten’. De heilige Geest leert ons wat liefde is. De doop met de Geest kan ook een ervaring zijn van geliefd zijn. Opeens, misschien tijdens het zingen van een lied of het luisteren ernaar, bij het vieren van de maaltijd van de Heer, als de zon op je schijnt, of hoe of waar ook en je ervaart, je weet: ik ben geliefd. God houdt van mij. Dat zou je ook een onderdompeling, een doop in de Geest kunnen noemen.

En het is dus niet alleen iets dat er is als je begint met geloven. Je wordt één keer met water gedoopt, maar je kunt heel wat keren kopje onder gaan in de heilige Geest. De doop in de Geest is niet persé een keer.

Iemand noemde ‘de doop met de Geest’ of ‘de vervulling van de Geest’ ook eens de omhelzing van God. Alsof God de Vader, God de Zoon omhelst en de heilige Geest ervoor zorgt dat wij in de omhelzing mee doen. Dat je ervaart hoe groot Gods liefde is.

Wij allemaal

Dat kan op heel veel verschillende manieren gebeuren en gebeurd zijn in je leven.

Maar het gaat niet om de verschillen, maar dat het één Geest is, die al die verschillende mensen omhelst, vervult, laat drinken van het levend water en dat ze zo één lichaam vormen.

Joden en Grieken, slaven en vrijen, Nederlanders, Gambianen, Arabieren, Afghanen, rijken en armen, mannen en vrouwen. Allemaal gedoopt in de Geest tot één lichaam.

‘Wij, allemaal’, zegt Paulus. De ene mens is niet meer dan de ander. De kern is de Geest.

Hiervoor had Paulus het ook al op een andere manier gezegd:

‘Niemand kan zeggen: ‘Jezus is de Heer,’ behalve door toedoen van de heilige Geest.’ (I Korintiërs 12:3). Wie dat gelooft, wie dat zegt, wie Jezus de Heer van zijn of haar leven laat zijn. Wie Jezus volgt, die doet dat door de heilige Geest.

Het is heel bijzonder dat Paulus dat zo schrijft aan de Korintiërs. Want de verschillen waren daar echt heel groot. En ze gingen ook niet echt goed om met die verschillen. Er waren dus verschillende clubjes in de kerk: van Paulus, van Petrus, van Apollos, van Jezus Christus.

Er waren rijken en armen. En als ze samen gingen eten gebeurde het soms dat de armen niets kregen en de rijken zoveel dronken dat ze er dronken van werden. Er waren mensen die geloofden dat ze na hun dood op een dag uit de dood zouden opstaan. En er waren mensen die geloofden dat dat niet meer zou gebeuren, omdat de opstanding al geweest was. Heel grote verschillen dus.

En toch schrijft Paulus ‘wij allemaal zijn gedoopt in één Geest’. Wij allemaal – dat maakt ons één.

Ik vind dat bijzonder. Ik maak zo snel onderscheid. Maar Paulus laat het oordeel aan God over. Hij waarschuwt mensen die niet goed leven. Ontuchtplegers en afgodendienaren kunnen het koninkrijk van God niet beërven, zegt hij dan (1 Korintiërs 6:9-10). Maar toch houdt hij vol – ‘wij allemaal zijn gedoopt in één Geest.’

Jij  ook

Hij kijkt niet allereerst naar wat mensen doen. Maar hij kijkt naar wat God gedaan heeft. En wat God heeft beloofd. Jezus heeft beloofd – wie mij  volgt, zal de Geest ontvangen. En dus zegt Paulus – jullie allemaal die zeggen dat je Jezus wil volgen. Dat kun je alleen maar zeggen door de heilige Geest. Je bent in Hem gedoopt. Je bent door Hem doordrenkt.

Jij, die in Jezus gelooft. Jij dus ook!

Focus niet op je ervaring – is die wel goed genoeg? Wel diep genoeg? Is die wel hetzelfde als bij anderen? Maar focus op de belofte – wij zijn allemaal gedoopt in één Geest. Dat is volgens de Bijbel niet de vraag, maar een constatering. Wij allemaal. Elk van ons die in het geloof, in de doop aan Jezus verbonden is.

Als je gedoopt bent is het toen ook tegen je gezegd: je bent gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Dat betekent dat de Vader tegen je zegt: jij bent mijn kind. Dat jezus zegt: je bent mijn broer, ik woon in je. Het betekent dat de Geest zegt: ik ben om je heen – ik maak het waar. Ik leer je zeggen: ‘Abba, Vader’. Ik dompel je onder in de liefde van God.

Het gaat niet om jou

Let op – als je gelooft en gedoopt bent in de Geest – dan gaat het niet allereerst om jou. Het gaat er niet om dat jij een fijne ervaring hebt. Het kan heel goed voelen om in de Geest gedoopt te worden. Om te ervaren: Gods liefde is in mij uitgestort. Zo goed, dat je er geen woorden voor hebt. Dat je misschien in andere talen of in vreemde klanken spreekt om dat te vieren: God is mijn Vader.

Prachtig. En toch, dat is niet de kern. Je bent niet gedoopt met de Geest, zodat je kunt ervaren dat God van je houdt. Het doel is nog veel groter: ‘Wij zijn allen gedoopt in één Geest tot één lichaam’, schrijft Paulus. Je wordt ondergedompeld in de Geest, zodat je samen met anderen één lichaam vormt. Daarvoor ga je kopje onder in de Geest.

Dus als God tot je spreekt – het is niet alleen voor jou. Misschien kun je iets betekenen in het ministrygebed, in het bidden voor anderen. Als je kunt genezen, dat is niet alleen voor jou en voor wie jij wat ontmoet, maar daarmee heb je een rol in het lichaam. Als je goed leiding kan geven, houdt het niet voor jezelf. Als je kennis hebt in de Bijbel, deel het met anderen. Niet zomaar te pas en te pas. Niet altijd ongevraagd, maar houd het niet voor jezelf.

Vergelijk jezelf niet/wel met een ander

Wij zijn samen gedoopt tot één lichaam. En in een lichaam heb je allerlei verschillende rollen en functies. Juist in een lichaam is het belangrijk dat er verschillen zijn.

‘Stel dat de voet zegt: ‘Jammer, ik hoor niet bij het lichaam, want ik ben geen hand.’ Dat kan de voet wel zeggen, maar een voet hoort toch echt bij het lichaam! 16Of stel dat het oor zegt: ‘Jammer, ik hoor niet bij het lichaam, want ik ben geen oog.’ Dat kan het oor wel zeggen, maar een oor hoort toch echt bij het lichaam!

Als het hele lichaam alleen maar uit ogen bestond, dan zouden we niet kunnen horen. En als het hele lichaam alleen maar uit oren bestond, dan zouden we niet kunnen ruiken. God heeft elk deel van het lichaam een eigen taak gegeven. Precies zoals hij dat wilde.’ (I Korintiërs 12:15-18, BGT)

Ik begon deze toespraak met te zeggen dat we ons vaak met een ander vergelijken. Ook in de kerk. Ook als gelovige mensen.

En dat is ook goed. Het is goed om jezelf te vergelijken met een ander. Niet om jezelf minder of beter te vinden. Maar wél om de verschillen te zien. Want wat die ander kan en doet en wat goed is, dat hoef jij niet te doen. Maar je kunt het er wel dankbaar voor zijn.

Dankuwel, dat er zo mooi gezongen wordt. Dat die ander zoveel van de Bijbel weet. Dat die ander zo wijs is. Dankuwel, dat ik iets kan wat een ander niet kan en dat ik daardoor ook kan bijdragen aan de kerk, aan deze mensen.

Het is een bijzondere vergelijking om de kerk, ons samen met een lichaam te vergelijken. Het is niet persé heel origineel. In de tijd van de Bijbel werd die vergelijking ook wel gemaakt. De samenleving, het Romeinse volk, werd ook vergeleken met een lichaam. Maar de gedachte was daar niet dat iedereen belangrijk was en onmisbaar. Zeker niet. Sommigen waren duidelijk belangrijker dan anderen. Sommigen waren zwak en daarom waardeloos of bijna waardeloos. Zo vonden Romeinen het ok om baby’s, vooral meisjes bij het vuilnis te leggen. Maar het lichaam van Christus is anders. Daar doet echt iedereen ertoe. En wie zwak lijkt, zou wel eens juist het sterkste kunnen zijn. Want juist in zwakheid wordt de kracht van de Geest soms heel duidelijk zichtbaar.

Ik begon de toespraak met te zeggen dat we ons zo gauw met een ander vergelijken. Dan kan echt verkeerd zijn, als je denkt dat je meer of juist minder waard bent. Maar het kan ook goed zien. Vergelijk jezelf met een ander om te zien hoe God jou en zoveel anderen gebruikt in het lichaam van Christus. Mensen met bijzondere gaven of bijzondere omstandigheden. Het is wat je kunt, maar ook wie je bent. Juist mensen die pas tot geloof zijn gekomen, daar kan ik veel van leren. Van je enthousiasme, je verwondering. Juist van mensen op de vlucht, die zo weinig mogelijkheden hebben, leer ik ook weer afhankelijk te zijn.

Vergelijk je zelf met een ander en kijk eens wat die ander bijdraagt aan Christus’ lichaam. En zeg het ook eens tegen de ander: wat mooi  wie jij bent, wat jij zo goed kunt … Wat fijn, dat betekent veel voor mij, daar hebben we echt iets aan. En ga eens na, wat kan ik goed? En als je het niet weet, vraag je af – wat doe ik graag, wat gaat bijna vanzelf, waar hoef ik geen moeite voor te doen? Hoe kan ik dan bijdragen aan het lichaam van Christus, aan de kerk. En doe het dan ook.

Want we zijn allemaal gedoopt in één Geest tot één lichaam. We zijn allemaal, heel verschillende mensen, doordrenkt van één heilige Geest.