Preek over Psalm 31:16a (HSV) voor Oudjaar
Inleiding
Ik zag laatst de film Ground Hog Day. Ken je die? Die film gaat over een journalist die elke keer dezelfde dag opnieuw beleeft. Onze tijd lijkt daar wel een beetje op. 2020, 2021 en misschien ook wel weer 2022 staan in het kader van corona. Ik zag al diverse mimes (plaatjes) met daarbij de tekst: the next year is 2020 Too! 2022 zal zijn als 2020 en 2021.
Elke keer kreeg je het idee dat het beter zou gaan. Als er eenmaal groepsimmuniteit is. Of als we gericht kunnen testen. Of als je je gevaccineerd bent, dan kun je dansen met Janssen. Een lockdown, een booster. En dan wordt het leven weer gewoon. Maar tot nu is dat niet zo. Het frustreert, het ontmoedigt. Het kan je stilzetten en dingen moet je daardoor uitstellen. Dat concert waar ik naar toe zou, is al twee keer verplaatst en ik denk dat het straks weer wordt verzet. En diverse plannetjes voor mijn werk in de kerk moesten uitgesteld worden. Maar je kunt zelf ook op een soort pauzestand komen: straks al corona voorbij is dan…
… ga ik wel weer serieus studeren
… ga ik wel weer sporten en letten op mijn gezondheid
… ga ik wel weer naar de kerk en werk maken van mijn geloof
… ga ik wel weer contact leggen met mijn vrienden.
En er zit ook wel ook iets goeds in. Het is van belang dat je jezelf rust gunt in de stress die corona geeft. Om niet teveel van jezelf te eisen. Tegelijkertijd: intussen weten we niet of en wanneer corona voorbij gaat.
Moeiten onder ogen zien
Misschien is dat niet zo leuk om te horen. Het is ook niet leuk om te zeggen. Maar tegelijkertijd: in de kerk is het niet nodig om de dingen positiever dan ze zijn. We kunnen de werkelijkheid onder ogen zien. We hoeven niet alleen naar de positieve kanten te kijken en weg te stoppen wat negatief is. Juist omdat we geloven in God, kunnen we de moed hebben alles onder ogen te zien.
‘Mijn tijden zijn in uw hand’, zo vertaalt de HSV vers 16a. ‘In uw hand liggen mijn lot en leven’. Dat betekent dat we ook de moeilijke momenten onder ogen kunnen zien. Die liggen ook in Gods hand. Dat lazen we net ook in Psalm 31. Misschien vond je het wel een zwaar begin van de dienst:
‘ik verkeer in nood, mijn ogen zijn gezwollen van verdriet, mijn ziel en mijn lichaam verkwijnen, mijn leven verloopt in ellende, zuchtend slijt ik mijn dagen,’ (31:10b-11a)
of
‘Vergeten ben ik als een dode, weg uit het hart, afgedankt als gebroken aardewerk’ (31:13).
Alsof ik al dood ben, niemand denkt meer aan mij. Als een beker met een barst die nooit meer wordt gebruikt, of wordt weggegooid.
De Psalmen hebben veel vaker van dat zware taalgebruik. Tranen, zuchten, dood, angst, wanhoop. Het komt allemaal voorbij. En die woorden zingen we dan of ik vraag je – zoals al eeuwen door christenen gedaan is – om die woorden hardop mee te bidden. Waarom eigenlijk?
Omdat, ook al beleef je dat misschien niet altijd zo, die woorden bij het echte leven horen. Pijn en wanhoop en tranen hoe je waarschijnlijk liever verborgen. De meerderheid van ons, jij misschien ook wel, vind het vervelend als je moet huilen waar anderen bij zijn. Dat laat je liever niet zien. Het is vaak gemakkelijker om te zeggen ‘het gaat goed’, dan ‘het gaat helemaal niet.’ Dat zit in ons mensen – het is spannend en ook lang niet altijd verstandig om je kwetsbare kant te laten zien.
Maar het is wel belangrijk om af en toe echt en eerlijk te zeggen wat er aan de hand is. In elk geval tegen God. Als je doet alsof alles wel goed gaat, terwijl dat niet zo is. Dat je je geen zorgen maakt, terwijl dat wel zo is, dan loop je het risico afgestompt te raken. Onverschillig. Voor je eigen moeiten en voor die van een ander. Cynisch. Leeg. Maar juist onder ogen zien wat echt moeilijk is en pijn doet, geeft ook de mogelijkheid om God te prijzen.
Het is opvallend dat die dingen vaak samengaan in de Psalmen. Aan de ene kant: een diepe, heftige klacht. Ik ben als dood, vergeten, een beker met een barst. Aan de andere kant: enorm enthousiasme voor God. In dezelfde Psalm: Geprezen zij de HEER om zijn trouw, hij heeft een wonder voor mij verricht. Als je toegeeft diep in de put te zitten, dan kan je ook enthousiast worden als je eruit wordt gered.
Maar de Psalmen zijn in hun geheel liederen voor God. Ook als in de Psalm staat: ‘Vergeten ben ik als een dode, weg uit het hart, afgedankt als gebroken aardewerk’ (31:13). Je zou kunnen denken: maar dat kun je in een gebed, in een lied, toch niet zeggen? God vergeet je toch niet? Je bent toch een parel in Gods hand? Hoe kun je dan zeggen: ik ben vergeten, afgedankt als een paar kapotte scherven. En toch kan dat? Ook de tijd van donkerheid, van wanhoop, is in Gods hand. Ook die wil Hij met je delen. Ook daar is Hij bij.
Dat zit op een bijzondere manier in deze Psalm en in het evangelie verborgen. In Psalm 31 staat ook: ‘in uw hand leg ik mijn leven’ of, zoals het in de vorige vertaling stond ‘in uw hand beveel ik mijn geest.’ Dat zijn de woorden die onze Heer aan het kruis uitsprak: in uw hand leg ik mijn leven. En daarna deed Hij dat: Hij stierf. Zelfs in de dood is ons leven in Gods hand. Zelfs in onze dood deelt God.
‘Mijn tijden zijn in uw hand’, dat is niet een belijdenis van een simpele ziel, die alleen maar optimistisch naar de wereld kijkt. Helemaal niet. De volgende zin in de Psalm is ‘bevrijd mij uit de greep van mijn vijanden en vervolgers.’ Dat kan: tegelijkertijd voelen dat je vastgehouden wordt door vijanden die sterker zijn dan jij en tegelijk geloven dat jouw God alles in zijn hand heeft. Je kunt het gevoel hebben dat corona je leven hindert. Dat we er samen in gevangen zitten en toch nodigt Psalm 31 je uit om het mee te zeggen: ‘mijn tijden zijn in uw hand.’
Cultuur van vooruitgang
Maar toegeven dat je vast zit, gevangen, er niet meer uitkomt zit ook niet zo in onze cultuur, in onze tijd. Onze cultuur is er eeuwenlang een geweest van optimisme. Van geloof in de vooruitgang. En dat is begrijpelijk. Wat is er niet verbeterd aan de levensomstandigheden van veel mensen. Wat een goede gezondheidszorg, inkomens! Wat een uitvindingen. Mijn opa was vroeger een van de weinige mensen op zijn dorp die telefoon had. Nu heeft bijna elke tienjarige een telefoon op zak. Er worden telkens weer nieuwe dingen uitgevonden, telkens weer problemen opgelost. Wetenschap en techniek hebben ons heel veel gebracht. En we hopen, we rekenen er misschien wel op, dat ze ons nog veel meer brengen.
Er is veel om dankbaar voor te zijn. En tegelijk is er ook een risico. Dat je daar alles van gaat verwachten. Dan krijg je zo iets als wat ik aan het begin schetste: ervanuit gaan dat de wetenschap wel snel een oplossing voor de crisis vindt door testen, intelligente lockdowns of vaccinaties. En dat je dan weer verder kunt met je leven.
Maar je leven gaat ook nu door. We gaan van 2021 naar 2022. En vroeger zetten ze er dan bij ‘AD’, ‘Anno Domini’, het jaar van onze Heer. De jaartelling is verbonden aan de geboorte van Christus. Maar je kunt in ‘het jaar van onze Heer’ ook horen: elk jaar is van onze Heer. 2021 en 2022.
Wat doe je ermee?
‘Mijn tijden zijn in uw hand’. Alle tijd is tijd van God. En alle tijd word je van God gegeven. In The Lord of the Rings wordt dat mooi gezegd. In dat verhaal gaat het over een rampzalige tijd. Het gewone leven van de hobbits, wezens die van gezelligheid, rust en lekker eten houden, wordt ernstig verstoord. Een van hen, Frodo zegt dan: ‘Ik wou dat het niet in mijn tijd had hoeven te gebeuren,‘ Daarop zegt Gandalf, een wijze oude tovenaar: ‘Ik ook, en dat doet iedereen die zulke tijden beleeft. Maar dat kunnen wij niet beslissen. Het enige dat wij moeten beslissen is wat we met de tijd moeten doen die ons is gegeven.”
De tijden zijn in Gods hand. Hoe de gebeurtenissen gaan, daarop heb je als individueel mens maar nauwelijks invloed op. Het enige dat jij kunt beslissen is wat je met die tijd doet. Dat er corona is en coronamaatregelen zijn, daar kun je van zuchten, op mopperen, maar dat helpt niet. Als christen ben je tot iets anders geroepen. De dingen zijn zoals ze zijn, maar doe jij daarin wat goed is om te doen.
Zoiets zegt een engel ook tegen Gideon, die zijn volk moet bevrijden van de vijanden. Die engel zegt dan tegen Gideon: ‘De heer zij met je, dappere krijgsman.’ Gideon is niet van de mooie woorden, die reageert fel: ‘Mag ik u vragen, als de HEER ons werkelijk bijstaat, waarom overkomt dit ons dan allemaal? Waar blijft hij dan met zijn wonderbaarlijke daden, waarover onze voorouders hebben verteld? Uit Egypte heeft hij ze geleid, zeiden ze toch? Nu trekt hij zich in elk geval niets van ons aan en zijn we overgeleverd aan de Midjanieten!’ Gideon krijgt dan niet echt een antwoord op zijn vragen, maar alleen dit: ‘Toon je moed en bevrijd Israël, dat is mijn opdracht.’
Waarom de tijden zijn zoals ze zijn, waarom het niet anders is, dat is voor ons niet te overzien. Maar doe jij wat je moet doen. Ook als kerk moeten we dat doen, zoals we dat het afgelopen jaar ook geprobeerd hebben. Veel kon er niet. We hadden telkens weer teleurstellingen, maar toch hebben we – als gemeenteleden, leiders van de schatzoekers, als m8igleiders, als diakenen, ouderlingen, voor de kerkdiensten, praktisch als koster en taakgroep beheer, steeds weer geprobeerd te kijken: maar wat kan er wel? De tijden kunnen we niet veranderen. Wel kun je erop vertrouwen dat God er is en met Hem moed houden en stappen blijven zetten. Ook in je persoonlijk leven.
Mijn tijden zijn in uw hand. Het geeft hoopt, dat elk moment een moment van de Heer is. Dat geeft vertrouwen om actief te blijven. Er zijn geen tijden waarin Hij niet aan het werk. God wacht niet om zo te zeggen tot corona voorbij is, voordat Hij weer wat kan gaan doen. Hij gaat gewoon verder en vraagt jou en mij om ook verder te gaan.
Ik moet denken aan de Israëlieten die als ballingen naar Babel waren gevoerd. Ze wisten: deze situatie is niet goed. Zo hoort het niet. Wij horen niet in Babel te wonen, maar in ons eigen land. Het land dat God onze voorouders gegeven heeft. En ze weten: het blijft niet altijd zo. Op een dag mogen we weer terug. En ze komen in een soort wachtstand terecht. Straks, als we weer teruggaan, dan komt alles goed. Maar dan moet de profeet Jeremia dit zeggen:
‘Bouw huizen en ga daarin wonen, leg tuinen aan en eet van de opbrengst, ga huwelijken aan en verwek zonen en dochters, zoek vrouwen voor je zonen en huw je dochters uit, zodat zij zonen en dochters baren. Jullie moeten in aantal toenemen, niet afnemen.’ Blijf niet alleen maar afwachten, maar blijf actief in het gewone leven, zodat jullie blijven bestaan en niet uitsterven. Uiteindelijk komt het goed, uiteindelijk keert Israël terug naar het beloofde land, maar ze moeten daar niet passief op gaan zitten wachten.
Uiteindelijk zal er een eind komen aan corona. Maar ga daar niet alleen op zitten wachten. Ook als kerk zullen we dat niet moeten doen, maar kijken naar wat we nu wel kunnen blijven doen. We moeten blijven groeien.
Zoals je misschien is opgevallen hebben we niet heel Psalm 31 gezongen en gelezen. Misschien is het mooi om morgen, in het nieuwe jaar te doen. Maar ik wil je er al vast twee verzen uit meegeven:
Hoe groot is het geluk
dat U hebt weggelegd voor wie U vrezen
dat U bereid hebt voor wie schuilen bij U,
heel de wereld zal het zien.
En
U die uw hoop vestigt op de HEER:
wees allen sterk en houd moed.
Houd moed. Een hoopvol 2022 gewenst.
Dat kan, want jouw en mijn tijden zijn in uw hand. De tijd dat ik het niet meer zag zitten. De tijd die leeg en zinloos voorbij leek te gaan. De tijd toen ik niet wist wat ik met de tijd aan moest. De tijd die ik verspilde, verkeerd gebruikte. Allemaal in uw hand. De tijd dat ik moest lachen. Dat ik blij was. De tijd die ik vergeten ben. In uw hand. Allemaal uw tijd. Ik kan al die verschillende tijden niet altijd bij elkaar brengen. Hoe het allemaal bij elkaar past. Maar bij U is allemaal verbonden. Mijn tijden zijn in uw handen. Ook de tijden die komen.
Amen