Trots zijn op de kerk?

Trots zijn dat je erbij hoort. Sommige mensen hebben dat. Voetbalsupporters bijvoorbeeld. Supertrots op hun club. Ik herken het wel een beetje. Als ik een Feyenoordshirt zie, voel ik daar iets van trots bij.

Ik kan me er niet zoveel bij voorstellen, maar er zijn ook tijden geweest dat mensen geweldig trots waren op ‘hun’ kerk. Ik heb net het boek Moederkerk van Jos Palm gelezen. Het gaat over Palms moeder en haar kerk en hoe die kerk tijdens haar leven enorm veranderde. Een fascinerend boek. Vooral, omdat het voor mij zo herkenbaar is.

In veel opzichten lijken de Gereformeerde kerken (vrijgemaakt) waar ik in opgroeide sterk op de Katholieke Kerk. Eeuwenlang waren katholieken in Nederland een grote achtergestelde minderheid. Maar dat verandert en vanaf ongeveer 1850 wordt er hard gewerkt aan de wederopbouw van het Katholicisme in Nederland. Kerken, priesteropleidingen, kloosters, katholieke scholen, ziekenhuizen en zorginstellingen rijzen als paddenstoelen uit de grond. Er komt een eigen katholieke universiteit en een katholieke omroep. Er worden grote massabijeenkomsten georganiseerd. Katholieken worden zelfbewuster. Na eeuwen van achteruitstelling zijn ze trots op hun kerk. Tegenover protestanten en socialisten voelen zij zich sterk en overtuigd van de waarheid die de kerk verkondigt.

De moeder van Jos Palm groeide op in deze tijd - de jaren ’30. En ook zij was ontzettend trots op haar kerk en diep onder de indruk van het goddelijk gezag dat die kerk uitstraalde door haar grootse kerkgebouwen en de plechtstatigheid van de priesters. Als ze een relatie krijgt met een Hervormde jongen, moet hij naar het Inlichtingenbureau voor niet-katholieken om er ‘voor katholiek te leren.’ Dat lukt hem niet en dus verbreekt zij de relatie. Erg pijnlijk, maar ze kan niets anders.

Ook in de kerken waarin ik opgroeide werd een eigen wereld gecreëerd. Mijn ouders leerden elkaar kennen op een vakantiekamp van de Gerefomeerde ReisVereniging. Vanaf de kleuterschool totdat ik examen deed op het VWO zat ik op scholen van ‘onze kerk’. En daarna was er een gereformeerde studentenvereniging. Er was een eigen politieke partij: het GPV. Enzovoort. Een goede vriendin van mij was Hervormd, maar mijn ouders zouden het ‘erg’ gevonden hebben als ik verkering met haar zou hebben gekregen, omdat ze van een andere kerk was.

Er is niet veel meer over van de Katholieke kerk van de jaren ’30. Priesters zijn massaal uitgetreden uit de kerk en het kerkvolk volgde hen. Van de heilige plechtstatigheid is maar weinig over: het Latijn is uit de kerkdiensten verdwenen, met de mooie gewaden van de kerkleiders en de biecht. De ouders van Jos Palm voelden zich in de steek gelaten. Palm vertelt over zijn vader die op sterven lag: “ ‘Ga eerst maar eens een ander pak aantrekken,’ zei hij tegen de pastor in broek en coltrui die kwam om hem het sacrament der stervenden toe te dienen.”

Ook de kerk waarin ik ben opgegroeid is in nog kortere tijd hard veranderd en is nog steeds bezig te veranderen. En wat mij betreft: gelukkig maar. Ik verlang niet terug naar een kerk die leek te menen alle gelijk van de wereld te hebben. Die zich op allerlei manieren afschermde voor de gevaarlijke buitenwereld. En zo voor de buitenwereld een ondoordringbaar fort werd. Tegelijkertijd snap ik na het lezen van Moederkerk dat er mensen heimwee naar die kerk hebben en zich in de steek gelaten voelen. Vroeger was je trots op de kerk en had je er alles voor over. Nu is dat allemaal voorbij.

COPYRIGHT © 2012 | ALL RIGHTS RESERVED